Boerenkrokus

Crocus tommasinianus


© Joop Verburg

Ecologie & verspreiding
Boerenkrokus staat op zonnige tot licht beschaduwde plekken op vrij vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke, liefst kalkhoudende grond. De soort komt voor in parkbossen op oude buitenplaatsen, bij stinzen en in weilanden, vooral in de noordelijke drie provincies, nabij de Utrechtse Vecht en het Gooi. In Nederland is zij sinds de negentiende eeuw als stinzenplant ingeburgerd. Zij is vrij zeldzaam in Nederland. Boerenkrokus kan verward worden met andere krokussoorten, zoals de Bonte krokus en kruisingen daarmee. Opvallend kenmerk van de Boerenkrokus zijn de wijd opengesperde bloemen wanneer de zon schijnt en de smalle en spits toelopende bloemdekbladen. De bloemdekbladen zijn zachtlila van binnen en grijsachtig lila aan de buitenkant. De bloemen van Bonte krokus gaan in de zon niet zo wijd open. Boerenkrokus vermeerdert zich door zaad, maar wordt ook aangeplant. Zij komt oorspronkelijk voor in de Balkan, waar ze groeit in loofbossen en op beschaduwde hellingen, vooral op kalksteen.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - februari - maart

Hoogte - 0,10-0,20 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Een knol, die elk jaar extra knolletjes vormt.

Stengels/takken - Een rechtopstaande bloeistengel met een licht gekleurd vliezig omhulsel.

Bladeren - De bladeren zijn 2-4 mm breed, wat smaller dan die van Bonte krokus.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De langwerpige tot elliptische bloemdekbladen hebben meestal een vrij spitse top. Ze zijn lila of licht paarsblauw met een grijswitte buis. Bij zonneschijn staan ze stervormig uit. De helmdraden zijn behaard.

Vruchten - Een doosvrucht. Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).

Bodem - Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op vrij vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke, liefst kalkhoudende grond.

Groeiplaats - Bossen (bij buitenplaatsen en parkbossen), grasland (weiland, veenweiden en grasvelden). In het oorspronkelijke gebied in loofbossen en op beschaduwde hellingen, vooral op kalksteen, op een hoogte tussen 1000 en 1500 meter.
Familie: Iridaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: stinseplant
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website