Bonte krokus

Crocus vernus


© Hans Toetenel

Ecologie & verspreiding
Bonte krokus staat op zonnige tot halfbeschaduwde plaatsen op vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke grond. De soort komt voor in parkbossen op oude buitenplaatsen, bij stinzen, op gazons, op grazige plaatsen in de kustduinen, in bermen en weilanden, vooral in de duinstreek, nabij de Utrechtse Vecht en in de noordelijke drie provincies. In Nederland is Bonte krokus sinds de negentiende eeuw als stinzenplant ingeburgerd. Zij is vrij zeldzaam in Nederland. De bloemen van de Bonte krokus doen wat ‘boller’ aan dan die van de Boerenkrokus als ze open gaan in de zonnige en warme nawinter. De bloemkleuren variëren van wit tot donkerlila en paars. Soms zijn ze tweekleurig of gestreept. Bonte krokus vermeerdert zich door zaad, maar wordt ook aangeplant. Zij komt oorspronkelijk in gebergten in Midden- en Zuid-Europa op bergweiden en andere grazige plaatsen voor. Zij staat hier bij de smeltende sneeuw al in bloei.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - februari - april

Hoogte - 0,10-0,20 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Een stengelknol.

Stengels/takken - Een rechtopstaande bloeistengel.

Bladeren - Twee tot vier grondstandige bladen. Deze zijn lijnvormig, 4-9 cm en met een witte middenstreep. Tijdens de bloei zijn ze nog maar half ontwikkeld.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De alleenstaande, bekervormige, 3-5½ cm grote bloemen zijn wit, paars, of wit met paarse strepen of vlekken. De bloem heeft rechtopstaande slippen en een stompe of afgeronde top. Het bloemdekblad is aan de voet tot een lange buis vergroeid. De helmdraden zijn kaal. De helmknoppen zijn geel. De stijl heeft drie oranjerode stempeltakken en is langer dan de meeldraden. Aan de voet zitten witachtige bloemscheden.

Vruchten - Een doosvrucht, die eerst onder de grond zit, maar later in het seizoen boven de grond komt. Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).

Bodem - Zonnige tot half beschaduwde plaatsen op vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke grond.

Groeiplaats - Bossen (bij buitenplaatsen, parkbossen en lichte loofbossen in berggebieden), gazons, bermen, zeeduinen (grazige plaatsen) en grasland (weiland, vloeiweiden in de Kempen, bergweiden en veenweiden).
Familie: Iridaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: stinseplant
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website