Ecologie & verspreiding
Kruisbladige wolfsmelk staat op zonnige tot beschaduwde, vochtige en warme, voedselrijke, vaak kalkrijke en verstoorde zand-, leem- en kleibodems. Deze, tweejarige, wintergroene pionier groeit in akkers, in open plekken in bermen en op ruderale plaatsen, op braakliggende en ongewerkte grond, op stortplaatsen en kapvlakten, langs spoorwegen (vooral in volkstuintjes), in wijngaarden en in moestuinen. De plant stamt uit Zuidwest-Azië, Noord-Afrika en Zuid-Europa, maar is daar niet echt wild bekend. Ze is al voor 1500 overal ingevoerd als tuinplant en is op veel plaatsen in Europa en elders min of meer ingeburgerd. Deze Wolfsmelk in plaatselijk vrij algemeen in Zuid-Limburg en in stedelijke gebieden en is elders zeldzaam. Dit forse en berijpte taxon is onmiskenbaar door haar kruisgewijs staande en smal driehoekige bladeren. Ondanks haar giftigheid werd de plant vroeger als braak- en purgeermiddel aangewend, tegenwoordig wordt ze nog regelmatig aangeplant in tuinen omdat ze mollen en woelmuizen zou weren.
Kruisbladige wolfsmelk staat op zonnige tot beschaduwde, vochtige en warme, voedselrijke, vaak kalkrijke en verstoorde zand-, leem- en kleibodems. Deze, tweejarige, wintergroene pionier groeit in akkers, in open plekken in bermen en op ruderale plaatsen, op braakliggende en ongewerkte grond, op stortplaatsen en kapvlakten, langs spoorwegen (vooral in volkstuintjes), in wijngaarden en in moestuinen. De plant stamt uit Zuidwest-Azië, Noord-Afrika en Zuid-Europa, maar is daar niet echt wild bekend. Ze is al voor 1500 overal ingevoerd als tuinplant en is op veel plaatsen in Europa en elders min of meer ingeburgerd. Deze Wolfsmelk in plaatselijk vrij algemeen in Zuid-Limburg en in stedelijke gebieden en is elders zeldzaam. Dit forse en berijpte taxon is onmiskenbaar door haar kruisgewijs staande en smal driehoekige bladeren. Ondanks haar giftigheid werd de plant vroeger als braak- en purgeermiddel aangewend, tegenwoordig wordt ze nog regelmatig aangeplant in tuinen omdat ze mollen en woelmuizen zou weren.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - juni - augustus
Hoogte - 0,30-1,00 m.
Geslachtsverdeling - éénslachtig, éénhuizig
Wortels -
Stengels/takken - De rechtopstaande, grof gebouwde stengels zijn grijsgroen tot blauwgroen.
Bladeren - De bladeren zijn langwerpig tot lijnvormig, niet getand, hebben geen steel en worden naar de voet breder. De schutbladen zijn driehoekig-eirond, toegespitst en helder groen.
Bloemen - Eenslachtig (een bloem met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). Eenhuizig (mannelijke en vrouwelijke bloemen op dezelfde plant). De bloeiwijze staat wijd uit en bestaat uit twee tot zes schermvormig bij elkaar staande bijschermen met lange assen. De honingklieren op de rand van de schijnbloemen hebben de vorm van een halve maan en dragen korte, stompe hoorntjes.
Vruchten - Een kluisvrucht. De gladde vruchten zijn 1,3-1,7 cm. De zaden zijn bruin of grijs en hebben een mazenpatroon. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige, open plaatsen (pioniervegetatie) op vochtige, voedselrijke, vaak kalkhoudende, verstoorde grond (zand, leem en klei).
Groeiplaats - Moestuinen, akkers (kalkrijke akkers), ruderale plaatsen, omgewerkte grond, braakliggende grond, bermen (open plekken), stortplaatsen en langs spoorwegen (spoorbermen, vooral in volkstuinen langs het spoor).
Bloeitijd - juni - augustus
Hoogte - 0,30-1,00 m.
Geslachtsverdeling - éénslachtig, éénhuizig
Wortels -
Stengels/takken - De rechtopstaande, grof gebouwde stengels zijn grijsgroen tot blauwgroen.
Bladeren - De bladeren zijn langwerpig tot lijnvormig, niet getand, hebben geen steel en worden naar de voet breder. De schutbladen zijn driehoekig-eirond, toegespitst en helder groen.
Bloemen - Eenslachtig (een bloem met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). Eenhuizig (mannelijke en vrouwelijke bloemen op dezelfde plant). De bloeiwijze staat wijd uit en bestaat uit twee tot zes schermvormig bij elkaar staande bijschermen met lange assen. De honingklieren op de rand van de schijnbloemen hebben de vorm van een halve maan en dragen korte, stompe hoorntjes.
Vruchten - Een kluisvrucht. De gladde vruchten zijn 1,3-1,7 cm. De zaden zijn bruin of grijs en hebben een mazenpatroon. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige, open plaatsen (pioniervegetatie) op vochtige, voedselrijke, vaak kalkhoudende, verstoorde grond (zand, leem en klei).
Groeiplaats - Moestuinen, akkers (kalkrijke akkers), ruderale plaatsen, omgewerkte grond, braakliggende grond, bermen (open plekken), stortplaatsen en langs spoorwegen (spoorbermen, vooral in volkstuinen langs het spoor).
Familie: Euphorbiaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: kalkrijke akkers