Ecologie & verspreiding
Kwispelgerst staat op open, zonnige, droge tot vochtige, matig voedselrijke, vaak kalkrijke en soms grindige zandbodems van al of niet brak zand. Deze pionier groeit in ontziltende zandvlakten van de duinen, op hoge kwelders en zand- en slikplaten, op zeedijken en langs afgedamde rivierarmen in het Deltagebied, op opgespoten grond, op ruderale en braakliggende plaatsen. Verder op spoorwegterreinen (m.n. in het kustgebied) en mijnsteenbergen, bij binnenhavens en op molenbelten, langs gepekelde bermen, in ruigten en in nieuw ingezaaide graslanden. De plant stamt oorspronkelijk uit Oost-Azië en Noord-Amerika, ze groeit daar niet alleen langs de kust maar ook langs binnenlands gelegen zoutmeren. Kwispelgerst is min of meer plaatselijk ingeburgerd in Noord-, Midden- en West-Europa en wordt veel gebruikt in droogboeketten. De soort is zeer zeldzaam ingeburgerd tussen 1900 en 1924 in het kustgebied en elders in het binnenland. Ze is goed herkenbaar aan haar opgeblazen bovenste bladschede en de zeer lange, witte tot violette kafnaalden.
Kwispelgerst staat op open, zonnige, droge tot vochtige, matig voedselrijke, vaak kalkrijke en soms grindige zandbodems van al of niet brak zand. Deze pionier groeit in ontziltende zandvlakten van de duinen, op hoge kwelders en zand- en slikplaten, op zeedijken en langs afgedamde rivierarmen in het Deltagebied, op opgespoten grond, op ruderale en braakliggende plaatsen. Verder op spoorwegterreinen (m.n. in het kustgebied) en mijnsteenbergen, bij binnenhavens en op molenbelten, langs gepekelde bermen, in ruigten en in nieuw ingezaaide graslanden. De plant stamt oorspronkelijk uit Oost-Azië en Noord-Amerika, ze groeit daar niet alleen langs de kust maar ook langs binnenlands gelegen zoutmeren. Kwispelgerst is min of meer plaatselijk ingeburgerd in Noord-, Midden- en West-Europa en wordt veel gebruikt in droogboeketten. De soort is zeer zeldzaam ingeburgerd tussen 1900 en 1924 in het kustgebied en elders in het binnenland. Ze is goed herkenbaar aan haar opgeblazen bovenste bladschede en de zeer lange, witte tot violette kafnaalden.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - juni - augustus
Hoogte - 0,30-0,60 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels -
Stengels/takken -
Bladeren - De bladvoet is niet of nauwelijks geoord. De bovenste bladscheden zijn opgeblazen.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloeiwijze is knikkend. Alle kelkkafjes zijn naaldvormig en 0,2-1 cm lang, evenals de naald van het middelste aartje. Bij verdroging buigen in het onderste en middelste deel van de aar de naalden aan de voet om, zodat ze bijna horizontaal uitstaan.
Vruchten - Een graanvrucht. De zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar). Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).
Bodem - Zonnige, open plaatsen (pioniervegetaties) op droog tot vochtig, matig voedselrijk, vaak kalkrijk, zoete tot brak zand.
Groeiplaats - Zeeduinen (ontziltende zandvlakten), hoge kwelders, zeedijken, opgespoten grond (met name bij haventerreinen), langs spoorwegen (met name spoorbermen in het kustgebied) en mijnterrils.
Bloeitijd - juni - augustus
Hoogte - 0,30-0,60 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels -
Stengels/takken -
Bladeren - De bladvoet is niet of nauwelijks geoord. De bovenste bladscheden zijn opgeblazen.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloeiwijze is knikkend. Alle kelkkafjes zijn naaldvormig en 0,2-1 cm lang, evenals de naald van het middelste aartje. Bij verdroging buigen in het onderste en middelste deel van de aar de naalden aan de voet om, zodat ze bijna horizontaal uitstaan.
Vruchten - Een graanvrucht. De zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar). Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).
Bodem - Zonnige, open plaatsen (pioniervegetaties) op droog tot vochtig, matig voedselrijk, vaak kalkrijk, zoete tot brak zand.
Groeiplaats - Zeeduinen (ontziltende zandvlakten), hoge kwelders, zeedijken, opgespoten grond (met name bij haventerreinen), langs spoorwegen (met name spoorbermen in het kustgebied) en mijnterrils.
Familie: Poaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: exoot (na 1900 verwilderd of aangeplant)
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Ecologische groep: hoge kwelders