Ecologie & verspreiding
Beverneltorkruid staat op zonnige, vochtige tot natte, matig voedselrijke tot voedselrijke standplaatsen. Ze groeit in moerassige, al of niet bemeste graslanden, in uiterwaarden en bij vennen, in greppels en langs natte bospaden. Ze staat vaak te midden van tamelijk lage vegetaties wegens haar geringe concurrentiekracht. De noordwestgrens van het Europese deel van het verspreidingsgebied wordt bereikt in Nederland. De soort is zeer zeldzaam in Noord-Brabant. Beverneltorkruid is van de er veel op gelijkende Torkruiden van ons land te onderscheiden door een combinatie van een aantal kenmerken. Alleen de middelste en bovenste bladeren hebben lijnvormige bladslippen, bij de onderste zijn de slippen eirond-lancetvormig, de schermstralen zijn verdikt na de bloei en de eivormige knollen zijn vrij plotseling versmald en door dunne uitlopers verbonden met de stengelvoet De verse knolletjes zijn bevatten het giftig oenanthotoxine, maar kunnen gegeten worden als ze verhit worden door koken, bakken of frituren. Ze hebben een hazelnootachtige smaak.
Beverneltorkruid staat op zonnige, vochtige tot natte, matig voedselrijke tot voedselrijke standplaatsen. Ze groeit in moerassige, al of niet bemeste graslanden, in uiterwaarden en bij vennen, in greppels en langs natte bospaden. Ze staat vaak te midden van tamelijk lage vegetaties wegens haar geringe concurrentiekracht. De noordwestgrens van het Europese deel van het verspreidingsgebied wordt bereikt in Nederland. De soort is zeer zeldzaam in Noord-Brabant. Beverneltorkruid is van de er veel op gelijkende Torkruiden van ons land te onderscheiden door een combinatie van een aantal kenmerken. Alleen de middelste en bovenste bladeren hebben lijnvormige bladslippen, bij de onderste zijn de slippen eirond-lancetvormig, de schermstralen zijn verdikt na de bloei en de eivormige knollen zijn vrij plotseling versmald en door dunne uitlopers verbonden met de stengelvoet De verse knolletjes zijn bevatten het giftig oenanthotoxine, maar kunnen gegeten worden als ze verhit worden door koken, bakken of frituren. Ze hebben een hazelnootachtige smaak.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - juni - juli
Hoogte - 0,30-0,60 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - De wortelknolletjes zijn eivormig en vrij plotseling in een dun steelachtig deel versmald.
Stengels/takken - De massieve, rechtopstaande stengels zijn gegroefd. De bloemstelen zijn in de vruchttijd verdikt.
Bladeren - De bladen zijn dubbel geveerd tot dubbelveerdelig. De slippen van de onderste bladen zijn elliptisch-wigvormig (de bladranden zijn ingesneden tot getand).
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloeiwijze is een enkelvoudig scherm met zes tot vijftien stralen, die na de bloeitijd verdikt zijn en met (één) twee tot vijf omwindselbladen en twaalf tot twintig omwindselblaadjes. De witte bloemen zijn 3-4 mm. De kroonbladen zijn zeer ongelijk, de randbloemen zijn duidelijk stralend. De helmknoppen zijn wit of beige en de korte stijlen zijn ongeveer 3 mm.
Vruchten - Een splitvrucht. Een tweedelige vrucht met verdikte ribben en een korte stijl (3 mm), met éénzadige, 3,5 mm grote, cilindervormige deelvruchtjes. De vruchtsteeltjes zijn bovenaan verdikt (niet ingesnoerd). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige plaatsen op vochtige tot natte, matig voedselrijke grond.
Groeiplaats - Grasland (moerassig weiland, uiterwaarden, vochtig, bemest grasland), greppels en langs natte boswegen.
Bloeitijd - juni - juli
Hoogte - 0,30-0,60 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - De wortelknolletjes zijn eivormig en vrij plotseling in een dun steelachtig deel versmald.
Stengels/takken - De massieve, rechtopstaande stengels zijn gegroefd. De bloemstelen zijn in de vruchttijd verdikt.
Bladeren - De bladen zijn dubbel geveerd tot dubbelveerdelig. De slippen van de onderste bladen zijn elliptisch-wigvormig (de bladranden zijn ingesneden tot getand).
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloeiwijze is een enkelvoudig scherm met zes tot vijftien stralen, die na de bloeitijd verdikt zijn en met (één) twee tot vijf omwindselbladen en twaalf tot twintig omwindselblaadjes. De witte bloemen zijn 3-4 mm. De kroonbladen zijn zeer ongelijk, de randbloemen zijn duidelijk stralend. De helmknoppen zijn wit of beige en de korte stijlen zijn ongeveer 3 mm.
Vruchten - Een splitvrucht. Een tweedelige vrucht met verdikte ribben en een korte stijl (3 mm), met éénzadige, 3,5 mm grote, cilindervormige deelvruchtjes. De vruchtsteeltjes zijn bovenaan verdikt (niet ingesnoerd). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige plaatsen op vochtige tot natte, matig voedselrijke grond.
Groeiplaats - Grasland (moerassig weiland, uiterwaarden, vochtig, bemest grasland), greppels en langs natte boswegen.
Familie: Apiaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: exoot (na 1900 verwilderd of aangeplant)
Zeldzaamheid: zeer zeldzame soort
Ecologische groep: vochtige, bemeste graslanden