Ecologie & verspreiding
Glansbesnachtschade prefereert open en zonnige, droge tot vochtige, voedsel- en stikstofrijke, omgewerkte zand-, zavel- en kleibodems. Ze groeit op zandige rivieroevers en in uiterwaarden, in afgravingen en zandige akkers, op stortplaatsen, spooremplacementen en op industrieterreinen, langs duinpaden, in ruigten en open bermen. De eenjarige plant komt uit het Andesgebied, is o.a. met graan meegekomen en ingeburgerd in Noord-Amerika, Australië en delen van Europa. Deze pionier is zeldzaam in het rivierengebied en elders zeer zeldzaam. De soort draagt meestal 4-6 bloemen, is dicht bezet met klierharen maar is niet kleverig en ruikt niet onaangenaam. De witte kroonslippen zijn 2-4 mm breed, de kelkslippen zijn tijdens de bloei hooguit 2 mm lang, in de vruchttijd hoogstens 4 mm en omsluiten de bessen slechts gedeeltelijk. Het geelgroene centrum van de bloemkroon met zwarte V- of U-vormige zwarte lijntjes omzoomd. De groene, sterk glanzende en gemarmerde bessen bevatten naast de zaden (minder dan 30) slechts 2 steencelkorrels (ongeveer een halve mm groot) die aan de top van de bes gelegen zijn.
Glansbesnachtschade prefereert open en zonnige, droge tot vochtige, voedsel- en stikstofrijke, omgewerkte zand-, zavel- en kleibodems. Ze groeit op zandige rivieroevers en in uiterwaarden, in afgravingen en zandige akkers, op stortplaatsen, spooremplacementen en op industrieterreinen, langs duinpaden, in ruigten en open bermen. De eenjarige plant komt uit het Andesgebied, is o.a. met graan meegekomen en ingeburgerd in Noord-Amerika, Australië en delen van Europa. Deze pionier is zeldzaam in het rivierengebied en elders zeer zeldzaam. De soort draagt meestal 4-6 bloemen, is dicht bezet met klierharen maar is niet kleverig en ruikt niet onaangenaam. De witte kroonslippen zijn 2-4 mm breed, de kelkslippen zijn tijdens de bloei hooguit 2 mm lang, in de vruchttijd hoogstens 4 mm en omsluiten de bessen slechts gedeeltelijk. Het geelgroene centrum van de bloemkroon met zwarte V- of U-vormige zwarte lijntjes omzoomd. De groene, sterk glanzende en gemarmerde bessen bevatten naast de zaden (minder dan 30) slechts 2 steencelkorrels (ongeveer een halve mm groot) die aan de top van de bes gelegen zijn.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - juli - oktober
Hoogte - 0,07-0,70 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels -
Stengels/takken - De opstijgende stengels zijn groen, dicht bezet met klierharen en niet kleverig.
Bladeren - Op de bladen groeien veel klierharen. Ze zijn eirond-ruitvormig, worden tot 5 cm lang, hebben een wigvormige voet en stomp getande randen met aan elke kant ongeveer vijf tanden. Je ziet ze maar zelden met een gave rand.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De kort gesteelde bloemen zijn wit. Ze groeien met vier of meer bij elkaar in schermachtige bloeiwijzen. De kelk is 2½-5 mm lang, maar wordt na de bloei groter (6-13 mm).
Vruchten - Een bes. De sterk glanzende bessen zijn groen met lichtgroene aderen. Ze groeien aan afstaande of boogvormig overhangende stelen. De kelk groeit na de bloei sterk uit en omvat het onderste deel van de bes. De kelktanden zijn dan driehoekig. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige, open plaatsen (pionier) op vochtige, voedselrijke, omgewerkte grond (vooral op zand, soms op zavel of klei).
Groeiplaats - Waterkanten (rivierstrandjes), akkers, ruigten, uiterwaarden, afgravingen, stortplaatsen, verstoorde bermen, zeeduinen (langs duinpaden), langs spoorwegen (spoorwegterreinen) en industrieterreinen.
Bloeitijd - juli - oktober
Hoogte - 0,07-0,70 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels -
Stengels/takken - De opstijgende stengels zijn groen, dicht bezet met klierharen en niet kleverig.
Bladeren - Op de bladen groeien veel klierharen. Ze zijn eirond-ruitvormig, worden tot 5 cm lang, hebben een wigvormige voet en stomp getande randen met aan elke kant ongeveer vijf tanden. Je ziet ze maar zelden met een gave rand.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De kort gesteelde bloemen zijn wit. Ze groeien met vier of meer bij elkaar in schermachtige bloeiwijzen. De kelk is 2½-5 mm lang, maar wordt na de bloei groter (6-13 mm).
Vruchten - Een bes. De sterk glanzende bessen zijn groen met lichtgroene aderen. Ze groeien aan afstaande of boogvormig overhangende stelen. De kelk groeit na de bloei sterk uit en omvat het onderste deel van de bes. De kelktanden zijn dan driehoekig. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige, open plaatsen (pionier) op vochtige, voedselrijke, omgewerkte grond (vooral op zand, soms op zavel of klei).
Groeiplaats - Waterkanten (rivierstrandjes), akkers, ruigten, uiterwaarden, afgravingen, stortplaatsen, verstoorde bermen, zeeduinen (langs duinpaden), langs spoorwegen (spoorwegterreinen) en industrieterreinen.
Familie: Solanaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: exoot (na 1900 verwilderd of aangeplant)
Zeldzaamheid: vrij zeldzame soort
Ecologische groep: voedselrijke ruigten