Ecologie & verspreiding
Brede lathyrus is een warmte- en lichtminnende soort met een voorkeur voor tamelijk droge, stikstofarme, basenrijke en kalkhoudende, matig voedselrijke grond bestaande uit leem, zand en zavel en staat verder op stenige plaatsen. De plant groeit in de kustduinen, in bosranden, in heggen en struwelen, in grazige ruigten en op braakliggende grond, op dijken en in ruige bermen. Verder op spoorweg-, haven- en industrieterreinen, nabij bewoning en tegen hekwerken, in overhoekjes en op andere ruderale plaatsen. Nederland valt buiten het Europese deel van het areaal. De soort wordt in Nederland gekweekt als sierplant en verwilderd vaak door uitzaaiing. De plant is ingeburgerd sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw, handhaaft zich goed op een aantal plaatsen en profiteert blijkbaar als Zuid-Europese soort van het warmer worden van het klimaat. Het taxon is goed te onderscheiden van de nauw verwante Boslathyrus, onder andere door de bredere deelblaadjes en stengelvleugels en door de anders gevormde en bredere steunblaadjes.
Brede lathyrus is een warmte- en lichtminnende soort met een voorkeur voor tamelijk droge, stikstofarme, basenrijke en kalkhoudende, matig voedselrijke grond bestaande uit leem, zand en zavel en staat verder op stenige plaatsen. De plant groeit in de kustduinen, in bosranden, in heggen en struwelen, in grazige ruigten en op braakliggende grond, op dijken en in ruige bermen. Verder op spoorweg-, haven- en industrieterreinen, nabij bewoning en tegen hekwerken, in overhoekjes en op andere ruderale plaatsen. Nederland valt buiten het Europese deel van het areaal. De soort wordt in Nederland gekweekt als sierplant en verwilderd vaak door uitzaaiing. De plant is ingeburgerd sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw, handhaaft zich goed op een aantal plaatsen en profiteert blijkbaar als Zuid-Europese soort van het warmer worden van het klimaat. Het taxon is goed te onderscheiden van de nauw verwante Boslathyrus, onder andere door de bredere deelblaadjes en stengelvleugels en door de anders gevormde en bredere steunblaadjes.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - juni - augustus
Hoogte - 0,90-1,80 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Soms met ondergrondse uitlopers.
Stengels/takken - De klimmende, breed gevleugelde stengels kunnen kaal of behaard zijn. De bloeiwijzestengel is veel langer dan het schutblad.
Bladeren - De bladeren zijn geveerd met één paar lijnvormige tot elliptische, 4-12 cm lange en 1-4 cm brede deelblaadjes met evenwijdig lopende nerven. De bladsteel is 0,8-1,2 cm breed. De plant lijkt op Boslathyrus, maar heeft breder gevleugelde bladstelen (de vleugels zijn 2-4 mm breed) en bredere, spiesvormige steunblaadjes en een vertakte rank.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen vormen langgesteelde trossen met vijf tot vijftien bloemen. Ze zijn helderrood of zelden wit, 2-3 cm en met dikke kroonbladen.
Vruchten - Een doosvrucht. De kale peul is bruin en wordt 5-11 cm. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige plaatsen op matig vochtige tot matig droge, matig voedselrijke tot voedselrijke, kalkhoudende grond (leem, zand, zavel en stenige plaatsen).
Groeiplaats - Bermen, heggen, struwelen, bosranden, langs spoorwegen (spoordijken en spoorwegterreinen), zeeduinen, dijken, grazige ruigten, braakliggende grond en tegen hekwerken.
Bloeitijd - juni - augustus
Hoogte - 0,90-1,80 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Soms met ondergrondse uitlopers.
Stengels/takken - De klimmende, breed gevleugelde stengels kunnen kaal of behaard zijn. De bloeiwijzestengel is veel langer dan het schutblad.
Bladeren - De bladeren zijn geveerd met één paar lijnvormige tot elliptische, 4-12 cm lange en 1-4 cm brede deelblaadjes met evenwijdig lopende nerven. De bladsteel is 0,8-1,2 cm breed. De plant lijkt op Boslathyrus, maar heeft breder gevleugelde bladstelen (de vleugels zijn 2-4 mm breed) en bredere, spiesvormige steunblaadjes en een vertakte rank.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen vormen langgesteelde trossen met vijf tot vijftien bloemen. Ze zijn helderrood of zelden wit, 2-3 cm en met dikke kroonbladen.
Vruchten - Een doosvrucht. De kale peul is bruin en wordt 5-11 cm. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige plaatsen op matig vochtige tot matig droge, matig voedselrijke tot voedselrijke, kalkhoudende grond (leem, zand, zavel en stenige plaatsen).
Groeiplaats - Bermen, heggen, struwelen, bosranden, langs spoorwegen (spoordijken en spoorwegterreinen), zeeduinen, dijken, grazige ruigten, braakliggende grond en tegen hekwerken.
Familie: Fabaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: kalkrijke zomen