Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - mei - mei
Hoogte - 10,00-25,00 m.
Geslachtsverdeling - éénslachtig, éénhuizig
Wortels - Een uitgebreid wortelstelsel.
Stengels/takken - De glimmend roodbruine twijgen zijn kaal en wrattig, maar worden op latere leeftijd dof glimmend en grijsachtig. De spitse knoppen zijn donkerrood tot bruinachtig.
Bladeren - De bladeren zijn langwerpig en kunnen soms wel 20 cm lang worden. Ze hebben een wigvormige bladvoet en zijn van een derde tot bijna tot op de helft ingesneden met vier tot zes (soms meer) spitse, getande lobben. De bladstelen zijn geel en 2-5 cm lang. In de herfst zijn de bladeren dofrood of roodbruin. De strooiselvertering is matig en door de omvangrijke bladproduktie en de grote bladeren ligt er altijd een dikke laag van niet vergaan blad onder deze boom.
Bloemen - Eenslachtig (een bloem met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). Eenhuizig (mannelijke en vrouwelijke bloemen op dezelfde plant). De hangende katjes zijn geelgroen.
Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of noot. De Amerikaanse eik heeft donkere, roodbruine, eivormige eikels (1½-2 cm) met een scherpe punt en een afgeplatte voet. Ze zitten in ondiepe napjes. De napjes zijn voorzien van dunne schubben die aan de randen naar binnen gekromd zijn. De steeltjes zijn circa 1 cm lang. De eikels zijn pas in het tweede jaar na de bloei rijp en kiemen daarna na de winter als ze een koude periode achter de rug hebben. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op droge tot vrij vochtige, voedselarme tot matig voedselrijke, zwak zure tot matig zure grond (zand en leem).
Groeiplaats - Bossen (loofbossen) en bosranden. Een nadeel van de soort is dat deze boom een brede en dichte kroon vormt en daardoor andere boomsoorten verdringt en geen ondergroei toelaat.
Bloeitijd - mei - mei
Hoogte - 10,00-25,00 m.
Geslachtsverdeling - éénslachtig, éénhuizig
Wortels - Een uitgebreid wortelstelsel.
Stengels/takken - De glimmend roodbruine twijgen zijn kaal en wrattig, maar worden op latere leeftijd dof glimmend en grijsachtig. De spitse knoppen zijn donkerrood tot bruinachtig.
Bladeren - De bladeren zijn langwerpig en kunnen soms wel 20 cm lang worden. Ze hebben een wigvormige bladvoet en zijn van een derde tot bijna tot op de helft ingesneden met vier tot zes (soms meer) spitse, getande lobben. De bladstelen zijn geel en 2-5 cm lang. In de herfst zijn de bladeren dofrood of roodbruin. De strooiselvertering is matig en door de omvangrijke bladproduktie en de grote bladeren ligt er altijd een dikke laag van niet vergaan blad onder deze boom.
Bloemen - Eenslachtig (een bloem met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). Eenhuizig (mannelijke en vrouwelijke bloemen op dezelfde plant). De hangende katjes zijn geelgroen.
Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of noot. De Amerikaanse eik heeft donkere, roodbruine, eivormige eikels (1½-2 cm) met een scherpe punt en een afgeplatte voet. Ze zitten in ondiepe napjes. De napjes zijn voorzien van dunne schubben die aan de randen naar binnen gekromd zijn. De steeltjes zijn circa 1 cm lang. De eikels zijn pas in het tweede jaar na de bloei rijp en kiemen daarna na de winter als ze een koude periode achter de rug hebben. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op droge tot vrij vochtige, voedselarme tot matig voedselrijke, zwak zure tot matig zure grond (zand en leem).
Groeiplaats - Bossen (loofbossen) en bosranden. Een nadeel van de soort is dat deze boom een brede en dichte kroon vormt en daardoor andere boomsoorten verdringt en geen ondergroei toelaat.
Familie: Fagaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: bossen op droge, zure grond