Ecologie & verspreiding
Roze vetkruid staat op open, zonnige tot licht beschaduwde, droge, matig zure tot kalkarme en –rijke, stikstofarme bodems en op stenige plaatsen. De overblijvende en groen overwinterende plant groeit in haar oorsprongsgebied in wijngaarden en bermen, op oude muren, rotsen en puinhellingen en op andere stenige plaatsen zoals kiezelgroeven, stortplaatsen en steenhopen. Ze stamt oorspronkelijk uit Zuidwest-Azië, met name uit de Kaukasus, Armenië en Noordoost-Anatolië. Ze wordt als sierplant gekweekt, slaat gemakkelijk op uit weggeworpen tuinafval en is plaatselijk ingeburgerd in Midden- en West-Europa. De soort is vrij zeldzaam in Nederland en komt verspreid verwilderd voor door het hele land. Het taxon kan in Nederland met geen andere soort verward worden door de combinatie van de zeer kort behaarde stengels, de getande, vlakke en vlezige bladeren met glasachtige papillen langs de rand en verder door de vijftallige bloemen. Deze hebben een roodachtig aangelopen kelk en purperrode tot roze (soms witachtige) kroon met smalle, lancetvormige en zeer spitse kroonbladen.
Roze vetkruid staat op open, zonnige tot licht beschaduwde, droge, matig zure tot kalkarme en –rijke, stikstofarme bodems en op stenige plaatsen. De overblijvende en groen overwinterende plant groeit in haar oorsprongsgebied in wijngaarden en bermen, op oude muren, rotsen en puinhellingen en op andere stenige plaatsen zoals kiezelgroeven, stortplaatsen en steenhopen. Ze stamt oorspronkelijk uit Zuidwest-Azië, met name uit de Kaukasus, Armenië en Noordoost-Anatolië. Ze wordt als sierplant gekweekt, slaat gemakkelijk op uit weggeworpen tuinafval en is plaatselijk ingeburgerd in Midden- en West-Europa. De soort is vrij zeldzaam in Nederland en komt verspreid verwilderd voor door het hele land. Het taxon kan in Nederland met geen andere soort verward worden door de combinatie van de zeer kort behaarde stengels, de getande, vlakke en vlezige bladeren met glasachtige papillen langs de rand en verder door de vijftallige bloemen. Deze hebben een roodachtig aangelopen kelk en purperrode tot roze (soms witachtige) kroon met smalle, lancetvormige en zeer spitse kroonbladen.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - juli - augustus
Hoogte - 0,10-0,20 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels -
Stengels/takken - De opstijgende stengels wortelen aan de voet. Ze zijn heel kort behaard. De plant is zodevormend.
Bladeren - De tegenoverstaande, 1 tot 3 cm lange bladen zijn omgekeerd eirond. Ze hebben een wigvormige voet en bovenaan een gekarteld-gezaagde rand.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). Een platte, dichtbloemige tuil met rode, roze of witte, tot 2½ cm grote bloemen.
Vruchten - Een doosvrucht. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige, open plaatsen op droge, stenige grond.
Groeiplaats - Oude muren, rotsen en andere stenige plaatsen.
Bloeitijd - juli - augustus
Hoogte - 0,10-0,20 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels -
Stengels/takken - De opstijgende stengels wortelen aan de voet. Ze zijn heel kort behaard. De plant is zodevormend.
Bladeren - De tegenoverstaande, 1 tot 3 cm lange bladen zijn omgekeerd eirond. Ze hebben een wigvormige voet en bovenaan een gekarteld-gezaagde rand.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). Een platte, dichtbloemige tuil met rode, roze of witte, tot 2½ cm grote bloemen.
Vruchten - Een doosvrucht. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige, open plaatsen op droge, stenige grond.
Groeiplaats - Oude muren, rotsen en andere stenige plaatsen.
Familie: Crassulaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: exoot (na 1900 verwilderd of aangeplant)
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: muren