Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - juni - juli
Hoogte - 0,30-1,20 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Ondergrondse uitlopers.
Stengels/takken - De blauwgroene stengels staan rechtop en zijn kaal, geribd en vertakt.
Bladeren - De bladeren zijn in omtrek even lang als breed. Ze zijn drie of vier keer in drieën gevorkt met kleine eironde drielobbige slippen, een duidelijke bladsteel en een wijde (niet steunbladachtige) bladschede.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De gelige bloemen hangen voorover. Ze vormen samen grote, wijd vertakte, losse pluimen. De vier zeer smalle bloemdekbladen zijn groenachtig. Hangende meeldraden.
Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. De vruchten staan rechtop. De rijpe vruchten wijken uiteen, zijn niet gesteeld en zwak geribd. Ze bevatten drie tot vijftien nootjes. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige tot meestal licht beschaduwde plaatsen op droge, humushoudende, vrij voedselarme, zwak zure tot meestal basische, kalkhoudende grond (zand en stenige plaatsen).
Groeiplaats - Zeeduinen (duinhellingen, binnenduinbossen, duinstruwelen, duingrasland en duinvalleien), rivierduinen, rivierdijken, rotsachtige plaatsen, waterkanten (soms langs beekoevers), bossen (lichte bossen), bosranden en heggen (kalkrijke zomen).
Bloeitijd - juni - juli
Hoogte - 0,30-1,20 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Ondergrondse uitlopers.
Stengels/takken - De blauwgroene stengels staan rechtop en zijn kaal, geribd en vertakt.
Bladeren - De bladeren zijn in omtrek even lang als breed. Ze zijn drie of vier keer in drieën gevorkt met kleine eironde drielobbige slippen, een duidelijke bladsteel en een wijde (niet steunbladachtige) bladschede.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De gelige bloemen hangen voorover. Ze vormen samen grote, wijd vertakte, losse pluimen. De vier zeer smalle bloemdekbladen zijn groenachtig. Hangende meeldraden.
Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. De vruchten staan rechtop. De rijpe vruchten wijken uiteen, zijn niet gesteeld en zwak geribd. Ze bevatten drie tot vijftien nootjes. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige tot meestal licht beschaduwde plaatsen op droge, humushoudende, vrij voedselarme, zwak zure tot meestal basische, kalkhoudende grond (zand en stenige plaatsen).
Groeiplaats - Zeeduinen (duinhellingen, binnenduinbossen, duinstruwelen, duingrasland en duinvalleien), rivierduinen, rivierdijken, rotsachtige plaatsen, waterkanten (soms langs beekoevers), bossen (lichte bossen), bosranden en heggen (kalkrijke zomen).
Familie: Ranunculaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: vrij zeldzame soort
Ecologische groep: kalkrijke zomen