Ecologie & verspreiding
Juglans mandshurica komt binnen haar Noordoost Aziatische areaal in verschillende vormen voor. Op de Japanse en Russische eilanden Hokkaido, Honshu, Shikoku, Kyushu, Sachalin en de Koerilen, komt de Japanse walnoot (Juglans mandshurica var. sachalinensis) voor; op het vasteland van Oost-Azië de Mantsjoerijse walnoot (Juglans mandshurica var. mandshurica). De eilandvorm werd vroeger aangeduid met J. ailantifolia. Bomen uit het zuiden van China met sterker behaarde bladonderzijden werden voorheen aangeduid met J. cathayensis. Het zijn tot 20 meter hoge bomen met een open kroon en zeer grote (tot wel 1m lange) geveerde bladen. De vruchten groeien in trossen. De 3-4 cm grote dikwandige, puntige noten zijn diep gegroefd. In Europa en Noord-Amerika zijn vooral bomen met Japanse herkomst ingevoerd. Vooral J. mandshurica var. ‘cordiformis’ (“de Hartnoot”), een in Japan niet uit het wild bekende variëteit, met relatief dunwandige, gladde noten, wordt voor de noten aangeplant. De Japanse walnoot is omstreeks 1800 in Noord-Amerika geïntroduceerd en rond 1850 in Europa. Een in 1859 geplante boom, opgekweekt uit door Von Siebold vanuit Japan opgestuurde noten, staat in de Leidse Hortus. In Nederland komen aangeplante exemplaren sporadisch voor in parken, arboreta en tegenwoordig ook in voedselbossen. In 2015 werden in Nederland langs de Linge de eerste spontane vestigingen waargenomen. In Duitsland, België, Zwitserland en Italië worden eveneens verwilderingen gesignaleerd; meestal nabij aangeplante bomen in stedelijk gebied, maar ook op rivieroevers. Bij de verspreiding spelen kraaiachtigen en muizen een rol. In Noord-China overlappen de arealen van J. regia en J. mandshurica var. mandshurica en kan de hybride J. ×sinensis worden gevormd. In cultuur is de hybride J. regia x J. mandshurica var. sachalinensis (J. ×notha) ontstaan. In Noord-Amerika vormt Japanse walnoot hybriden met de daar inheemse J. cinerea (“Butternut”). De F1 hybride J. ×bixbyi (“Buartnut”) is volledig fertiel. In tegenstelling tot J. cinerea wordt de Japanse walnoot niet aangetast door de schimmelziekte “butternut canker”. Tegen deze ziekte resistente kruisingen en terugkruisingen zijn in Noord-Amerika nu algemener dan de inheemse J. cinerea.
Juglans mandshurica komt binnen haar Noordoost Aziatische areaal in verschillende vormen voor. Op de Japanse en Russische eilanden Hokkaido, Honshu, Shikoku, Kyushu, Sachalin en de Koerilen, komt de Japanse walnoot (Juglans mandshurica var. sachalinensis) voor; op het vasteland van Oost-Azië de Mantsjoerijse walnoot (Juglans mandshurica var. mandshurica). De eilandvorm werd vroeger aangeduid met J. ailantifolia. Bomen uit het zuiden van China met sterker behaarde bladonderzijden werden voorheen aangeduid met J. cathayensis. Het zijn tot 20 meter hoge bomen met een open kroon en zeer grote (tot wel 1m lange) geveerde bladen. De vruchten groeien in trossen. De 3-4 cm grote dikwandige, puntige noten zijn diep gegroefd. In Europa en Noord-Amerika zijn vooral bomen met Japanse herkomst ingevoerd. Vooral J. mandshurica var. ‘cordiformis’ (“de Hartnoot”), een in Japan niet uit het wild bekende variëteit, met relatief dunwandige, gladde noten, wordt voor de noten aangeplant. De Japanse walnoot is omstreeks 1800 in Noord-Amerika geïntroduceerd en rond 1850 in Europa. Een in 1859 geplante boom, opgekweekt uit door Von Siebold vanuit Japan opgestuurde noten, staat in de Leidse Hortus. In Nederland komen aangeplante exemplaren sporadisch voor in parken, arboreta en tegenwoordig ook in voedselbossen. In 2015 werden in Nederland langs de Linge de eerste spontane vestigingen waargenomen. In Duitsland, België, Zwitserland en Italië worden eveneens verwilderingen gesignaleerd; meestal nabij aangeplante bomen in stedelijk gebied, maar ook op rivieroevers. Bij de verspreiding spelen kraaiachtigen en muizen een rol. In Noord-China overlappen de arealen van J. regia en J. mandshurica var. mandshurica en kan de hybride J. ×sinensis worden gevormd. In cultuur is de hybride J. regia x J. mandshurica var. sachalinensis (J. ×notha) ontstaan. In Noord-Amerika vormt Japanse walnoot hybriden met de daar inheemse J. cinerea (“Butternut”). De F1 hybride J. ×bixbyi (“Buartnut”) is volledig fertiel. In tegenstelling tot J. cinerea wordt de Japanse walnoot niet aangetast door de schimmelziekte “butternut canker”. Tegen deze ziekte resistente kruisingen en terugkruisingen zijn in Noord-Amerika nu algemener dan de inheemse J. cinerea.
Familie: Juglandaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Zeldzaamheid: zeer zeldzame soort