Ecologie & verspreiding
Mahonie groeit op licht beschaduwde plekken op vrij droge tot iets vochtige, vrij voedselarme tot matig voedselrijke, zwak zure of vaak iets kalkhoudende zandige grond en ook op steenachtige plekken. Zij staat in naaldbossen, zoals van Douglasspar en Zwarte den, in houtwallen en in struwelen, in duinbossen en duinstruwelen, in kustduinen en in struwelen op verlaten spoorwegterreinen, op begraafplaatsen en in stadsparken, op oude muren en andere steenachtige plekken. De soort stamt oorspronkelijk uit het westen van Noord-Amerika, waar de doornstruik groeit in bossen van Douglasspar en is plaatselijk ingeburgerd in het westen van Europa, onder andere in Frankrijk, Groot-Brittannië, Duitsland, België en Nederland. In Nederland, waar de plant sinds de 19e eeuw is ingeburgerd, staat ze vooral in de Hollandse en Zeeuwse duinen, in het zuiden, midden en oosten van het land. Naast de wilde vorm van Mahonie zijn er ook gekweekte cultuurvariëteiten in de handel.
Mahonie groeit op licht beschaduwde plekken op vrij droge tot iets vochtige, vrij voedselarme tot matig voedselrijke, zwak zure of vaak iets kalkhoudende zandige grond en ook op steenachtige plekken. Zij staat in naaldbossen, zoals van Douglasspar en Zwarte den, in houtwallen en in struwelen, in duinbossen en duinstruwelen, in kustduinen en in struwelen op verlaten spoorwegterreinen, op begraafplaatsen en in stadsparken, op oude muren en andere steenachtige plekken. De soort stamt oorspronkelijk uit het westen van Noord-Amerika, waar de doornstruik groeit in bossen van Douglasspar en is plaatselijk ingeburgerd in het westen van Europa, onder andere in Frankrijk, Groot-Brittannië, Duitsland, België en Nederland. In Nederland, waar de plant sinds de 19e eeuw is ingeburgerd, staat ze vooral in de Hollandse en Zeeuwse duinen, in het zuiden, midden en oosten van het land. Naast de wilde vorm van Mahonie zijn er ook gekweekte cultuurvariëteiten in de handel.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - april - mei
Hoogte - 0,50-1,50 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels -
Stengels/takken - De stevige takken zijn nauwelijks vertakt.
Bladeren - De wintergroene bladeren zijn oneven geveerd met 5 tot 9 eironde, glanzend diepgroene, stekelig getande blaadjes van 4 tot 8 cm.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De geurende, gele bloemen zijn kleiner dan 1 cm. Ze vormen samen korte, rijkbloemige, eindelingse trossen.
Vruchten - Een bes. Berijpte blauwe tot zwartblauwe, bolvormige bessen. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Licht beschaduwde plaatsen op vrij droge tot iets vochtige, vrij voedselarme tot matig voedselrijke, zwak zure of vaak iets kalkhoudende grond (zand en steenachtige plaatsen).
Groeiplaats - Bossen (naaldbossen, vooral van Douglasspar), houtwallen, struwelen, zeeduinen (duinbossen en duinstruwelenl), langs spoorwegen (struwelen op verlaten spoorwegterreinen), begraafplaatsen, stadsparken, oude muren en andere steenachtige plaatsen.
Bloeitijd - april - mei
Hoogte - 0,50-1,50 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels -
Stengels/takken - De stevige takken zijn nauwelijks vertakt.
Bladeren - De wintergroene bladeren zijn oneven geveerd met 5 tot 9 eironde, glanzend diepgroene, stekelig getande blaadjes van 4 tot 8 cm.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De geurende, gele bloemen zijn kleiner dan 1 cm. Ze vormen samen korte, rijkbloemige, eindelingse trossen.
Vruchten - Een bes. Berijpte blauwe tot zwartblauwe, bolvormige bessen. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Licht beschaduwde plaatsen op vrij droge tot iets vochtige, vrij voedselarme tot matig voedselrijke, zwak zure of vaak iets kalkhoudende grond (zand en steenachtige plaatsen).
Groeiplaats - Bossen (naaldbossen, vooral van Douglasspar), houtwallen, struwelen, zeeduinen (duinbossen en duinstruwelenl), langs spoorwegen (struwelen op verlaten spoorwegterreinen), begraafplaatsen, stadsparken, oude muren en andere steenachtige plaatsen.
Familie: Berberidaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: exoot (na 1900 verwilderd of aangeplant)
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: stinseplant