Ecologie & verspreiding
Grote waternavel is een overblijvende oeverplant die in de oeverzone wortelt en vanuit de oever lange over het wateroppervlak groeiende stolonen vormt, waaraan drijvende en ondergedoken bladen worden gevormd. De soort is afkomstig uit Noord-Amerika en door de handel in vijver- en aquariumplanten over de wereld verspreid. De eerste waarneming van verwildering binnen Nederland dateert uit 1994 toen de soort werd aangetroffen langs de oever van een watergang in de Utrechtse wijk Rijnsweerd. De jaren daarop dook de plant op verschillende plaatsen verspreid door het land op. De plant kwam op enkele locaties zo massaal voor dat de doorstroming van de watergangen werd belemmerd en deze hun functie voor de waterafvoer niet meer konden vervullen. Sinds die tijd wordt de plant in veel waterlopen door de waterschappen bestreden. Aanvankelijk werd nog gedacht dat de plant niet bestand zou zijn tegen strenge winters, maar in 1997 bleek dat de planten op sommige groeiplaatsen de strenge winters van 1995/96 en 1996/97 hadden overleefd. Grote waternavel komt voor in zoet, zwak stromend tot stilstaand water, zoals kanalen, vaarten, sloten, vijvers, singels en beken. De soort gedijt het beste bij hoge concentraties nitraat, fosfaat en opgelost organisch koolstof. Het gebruik van meststoffen in de landbouw draagt bij aan de eutrofiëring van het oppervlaktewater en schept daardoor gunstige omstandigheden voor de soort. Sinds 2016 staat de soort op de EU-Unielijst met invasieve exoten. Dit houdt onder meer in dat de soort binnen de EU niet meer mag worden verhandeld en dat lidstaten verplicht zijn om in de natuur aanwezige populaties op te sporen en indien mogelijk te verwijderen. Is verwijdering niet meer mogelijk dan dient de soort dusdanig beheerd te worden dat verdere verspreiding zoveel mogelijk wordt voorkomen.
Grote waternavel is een overblijvende oeverplant die in de oeverzone wortelt en vanuit de oever lange over het wateroppervlak groeiende stolonen vormt, waaraan drijvende en ondergedoken bladen worden gevormd. De soort is afkomstig uit Noord-Amerika en door de handel in vijver- en aquariumplanten over de wereld verspreid. De eerste waarneming van verwildering binnen Nederland dateert uit 1994 toen de soort werd aangetroffen langs de oever van een watergang in de Utrechtse wijk Rijnsweerd. De jaren daarop dook de plant op verschillende plaatsen verspreid door het land op. De plant kwam op enkele locaties zo massaal voor dat de doorstroming van de watergangen werd belemmerd en deze hun functie voor de waterafvoer niet meer konden vervullen. Sinds die tijd wordt de plant in veel waterlopen door de waterschappen bestreden. Aanvankelijk werd nog gedacht dat de plant niet bestand zou zijn tegen strenge winters, maar in 1997 bleek dat de planten op sommige groeiplaatsen de strenge winters van 1995/96 en 1996/97 hadden overleefd. Grote waternavel komt voor in zoet, zwak stromend tot stilstaand water, zoals kanalen, vaarten, sloten, vijvers, singels en beken. De soort gedijt het beste bij hoge concentraties nitraat, fosfaat en opgelost organisch koolstof. Het gebruik van meststoffen in de landbouw draagt bij aan de eutrofiëring van het oppervlaktewater en schept daardoor gunstige omstandigheden voor de soort. Sinds 2016 staat de soort op de EU-Unielijst met invasieve exoten. Dit houdt onder meer in dat de soort binnen de EU niet meer mag worden verhandeld en dat lidstaten verplicht zijn om in de natuur aanwezige populaties op te sporen en indien mogelijk te verwijderen. Is verwijdering niet meer mogelijk dan dient de soort dusdanig beheerd te worden dat verdere verspreiding zoveel mogelijk wordt voorkomen.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - juni - augustus
Hoogte - 0,10-0,30 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Op de knopen groeien vele, voor een deel meer dan 5 cm lange wortels.
Stengels/takken - De stengels zijn 3-5 mm dik. De planten kunnen soms tot 30 cm hoge drijftillen vormen.
Bladeren - De bladeren zijn breed niervormig en aan de voet tot aan de bladsteel ingesneden. Verder zijn ze onregelmatig vijflobbig. De middelste lob is het duidelijkst ontwikkeld. De bladeren zijn groter dan die van Gewone waternavel.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen groeien in een enkel scherm. Voor het overige zijn ze vergelijkbaar met de Gewone waternavel.
Vruchten - Een splitvrucht. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige, warme plaatsen op natte, voedselrijke grond of in voedselrijk, zoet water.
Groeiplaats - Moerassen, water en waterkanten (kleinere kanalen, brede sloten, maar ook andere wateren).
Bloeitijd - juni - augustus
Hoogte - 0,10-0,30 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Op de knopen groeien vele, voor een deel meer dan 5 cm lange wortels.
Stengels/takken - De stengels zijn 3-5 mm dik. De planten kunnen soms tot 30 cm hoge drijftillen vormen.
Bladeren - De bladeren zijn breed niervormig en aan de voet tot aan de bladsteel ingesneden. Verder zijn ze onregelmatig vijflobbig. De middelste lob is het duidelijkst ontwikkeld. De bladeren zijn groter dan die van Gewone waternavel.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen groeien in een enkel scherm. Voor het overige zijn ze vergelijkbaar met de Gewone waternavel.
Vruchten - Een splitvrucht. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige, warme plaatsen op natte, voedselrijke grond of in voedselrijk, zoet water.
Groeiplaats - Moerassen, water en waterkanten (kleinere kanalen, brede sloten, maar ook andere wateren).
Familie: Araliaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: exoot (na 1900 verwilderd of aangeplant)
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: voedselrijke wateren