Ecologie & verspreiding
Dicranella rufescens is een kalkmijdend, slechts enkele millimeters hoog mosje dat pioniert op lemige, humusarme, goed gedraineerde maar wel vochtige plekken, zoals greppelwanden, zijkanten van karrensporen, en bermen van holle wegen. Dicranella rufescens leek tot 1980 een zeldzaam greppelmosje, beperkt tot Zuid-Limburg en de Pleistocene districten. Sindsdien is vooral in Zuidoost-Brabant maar ook in Noord- en Oost-Nederland het aantal vindplaatsen gestegen, terwijl de soort in Zuid-Limburg minder vaak is gevonden. Vermoedelijk weerspiegelen deze verschuivingen vooral plaatselijke veranderingen in inventarisatie-intensiteit. De toename is een gevolg van de toegenomen aandacht voor heel kleine mosjes. Buiten de genoemde floradistricten is de soort nog steeds vrijwel niet gevonden. De vondst op Goeree is gedaan op een zandige, vrij zure dijk waarop ook Pleurozium schreberi en Dicranum scoparium groeien. Het aantal vindplaatsen zal ongetwijfeld toenemen als in kalkarme leem- en lössgebieden vaker op de geschikte standplaatsen gezocht wordt. De beste tijd is de herfst: dan vormt Leemgreppelmos vaak kapsels.
Dicranella rufescens is een kalkmijdend, slechts enkele millimeters hoog mosje dat pioniert op lemige, humusarme, goed gedraineerde maar wel vochtige plekken, zoals greppelwanden, zijkanten van karrensporen, en bermen van holle wegen. Dicranella rufescens leek tot 1980 een zeldzaam greppelmosje, beperkt tot Zuid-Limburg en de Pleistocene districten. Sindsdien is vooral in Zuidoost-Brabant maar ook in Noord- en Oost-Nederland het aantal vindplaatsen gestegen, terwijl de soort in Zuid-Limburg minder vaak is gevonden. Vermoedelijk weerspiegelen deze verschuivingen vooral plaatselijke veranderingen in inventarisatie-intensiteit. De toename is een gevolg van de toegenomen aandacht voor heel kleine mosjes. Buiten de genoemde floradistricten is de soort nog steeds vrijwel niet gevonden. De vondst op Goeree is gedaan op een zandige, vrij zure dijk waarop ook Pleurozium schreberi en Dicranum scoparium groeien. Het aantal vindplaatsen zal ongetwijfeld toenemen als in kalkarme leem- en lössgebieden vaker op de geschikte standplaatsen gezocht wordt. De beste tijd is de herfst: dan vormt Leemgreppelmos vaak kapsels.
Familie: Dicranaceae
Groep: Bladmossen
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Biotoopvoorkeur: Heide en heidebebossing
Substraatvoorkeur: lemig of fijn zand
Controle: microscopische determinatie