Ecologie & verspreiding
Ecologie
Climacium dendroides is een langlevend, tweehuizig slaapmos, waarvan de hoofdstengel door het substraat kruipt en de spiraalsgewijs vertakte zijstengels meestal als miniatuurboompjes omhoogsteken. Kapsels worden hoogst zelden gevormd. Het is een mos van matig voedselrijke, licht beschaduwde tot lichtrijke, zwak zure tot basische standplaatsen. Op veel groeiplaatsen is sprake van een wisselende waterstand: in de winter bereikt basenrijk grond- of oppervlaktewater het maaiveld, in de zomer daalt de grondwaterstand en is de standplaats hooguit vochtig. Deze situatie doet zich voor in blauwgraslanden en dotterbloemhooilanden, waarvoor Climacium dendroides kensoort is (Zuidhoff et al. 1996). Andere standplaatsen waarop basenrijk water een wezenlijke rol speelt, zijn vochtige duinvalleien, heischraal grasland in de binnenduinen, natte relatief basenrijke plekken in heide, boomvoeten in moerasbossen en natte plekken in andere bostypen. Toch wordt Boompjesmos ook wel aangetroffen op droge standplaatsen. Zo is zijn presentie (10%) in vegetatieopnamen van droog, zandig stroomdalgrasland niet onaanzienlijk en wordt het ook wel aangetroffen in droge duingraslanden op kalkhoudend zand. Op zelden of nooit overstroomde, niet te voedselrijke kleidijken en kleiige polderkaden in het rivierengebied doet Climacium het ook goed. Al met al lijkt het te gaan om een plant die op kalkloze substraten aangewezen is op basenrijk (grond)water, op kalkrijke bodems zonder aanvoer van basenrijk water kan.
Verspreiding
Climacium dendroides komt in een groot deel van het land voor, maar ontbreekt in droge kalkarme zandstreken en op voedselrijke zeeklei. Een analyse van de landelijke verspreidingsgegevens laat een sterke achteruitgang zien, die inzet rond 1960. Oorzaken zijn ongetwijfeld ontwatering en veel sterkere bemesting van voordien natte tot vochtige, matig bemeste hooilanden. Climacium werd eerst teruggedrongen naar de greppels en de slootkanten. Als gevolg van steeds verdere intensivering van het agrarisch landgebruik (o.a. omzetting van graslanden in maïs- en raaigrasakkers) verdween zij daar ook en tegenwoordig is de soort hoofdzakelijk beperkt tot natuurgebieden en wegbermen; in agrarisch gebied is het een grote zeldzaamheid. De soort komt voor in Europa (vooral in de gematigde en hogere delen), Azië, Noord-Amerika en Nieuw-Zeeland.
Summary
Climacium dendroides occurs in moderately nutrient rich, slightly basic habitats. It is found above all in groundwater-fed meadows and fens, furthermore in wet dune slacks, alder carr, relatively base-rich spots in moist heath land, depressions in forests. A different habitat is made up by grasslands on dry, calcareous, sandy soils, in the Netherlands found in the dunes and on levees along the distributaries of the Rhine. After 1960 the species strongly declined, due to intensification of agricultural land use: draining of wet meadows, increased use of fertilizers, converting meadows and pastures into maize and rye-grass fields. Nowadays Climacium is almost confined to nature reserves and road margins.
Ecologie
Climacium dendroides is een langlevend, tweehuizig slaapmos, waarvan de hoofdstengel door het substraat kruipt en de spiraalsgewijs vertakte zijstengels meestal als miniatuurboompjes omhoogsteken. Kapsels worden hoogst zelden gevormd. Het is een mos van matig voedselrijke, licht beschaduwde tot lichtrijke, zwak zure tot basische standplaatsen. Op veel groeiplaatsen is sprake van een wisselende waterstand: in de winter bereikt basenrijk grond- of oppervlaktewater het maaiveld, in de zomer daalt de grondwaterstand en is de standplaats hooguit vochtig. Deze situatie doet zich voor in blauwgraslanden en dotterbloemhooilanden, waarvoor Climacium dendroides kensoort is (Zuidhoff et al. 1996). Andere standplaatsen waarop basenrijk water een wezenlijke rol speelt, zijn vochtige duinvalleien, heischraal grasland in de binnenduinen, natte relatief basenrijke plekken in heide, boomvoeten in moerasbossen en natte plekken in andere bostypen. Toch wordt Boompjesmos ook wel aangetroffen op droge standplaatsen. Zo is zijn presentie (10%) in vegetatieopnamen van droog, zandig stroomdalgrasland niet onaanzienlijk en wordt het ook wel aangetroffen in droge duingraslanden op kalkhoudend zand. Op zelden of nooit overstroomde, niet te voedselrijke kleidijken en kleiige polderkaden in het rivierengebied doet Climacium het ook goed. Al met al lijkt het te gaan om een plant die op kalkloze substraten aangewezen is op basenrijk (grond)water, op kalkrijke bodems zonder aanvoer van basenrijk water kan.
Verspreiding
Climacium dendroides komt in een groot deel van het land voor, maar ontbreekt in droge kalkarme zandstreken en op voedselrijke zeeklei. Een analyse van de landelijke verspreidingsgegevens laat een sterke achteruitgang zien, die inzet rond 1960. Oorzaken zijn ongetwijfeld ontwatering en veel sterkere bemesting van voordien natte tot vochtige, matig bemeste hooilanden. Climacium werd eerst teruggedrongen naar de greppels en de slootkanten. Als gevolg van steeds verdere intensivering van het agrarisch landgebruik (o.a. omzetting van graslanden in maïs- en raaigrasakkers) verdween zij daar ook en tegenwoordig is de soort hoofdzakelijk beperkt tot natuurgebieden en wegbermen; in agrarisch gebied is het een grote zeldzaamheid. De soort komt voor in Europa (vooral in de gematigde en hogere delen), Azië, Noord-Amerika en Nieuw-Zeeland.
Summary
Climacium dendroides occurs in moderately nutrient rich, slightly basic habitats. It is found above all in groundwater-fed meadows and fens, furthermore in wet dune slacks, alder carr, relatively base-rich spots in moist heath land, depressions in forests. A different habitat is made up by grasslands on dry, calcareous, sandy soils, in the Netherlands found in the dunes and on levees along the distributaries of the Rhine. After 1960 the species strongly declined, due to intensification of agricultural land use: draining of wet meadows, increased use of fertilizers, converting meadows and pastures into maize and rye-grass fields. Nowadays Climacium is almost confined to nature reserves and road margins.
Familie: Climaciaceae
Groep: Bladmossen
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: vrij algemene soort
Biotoopvoorkeur: Moeras en nat schraalland
Substraatvoorkeur: veen
Controle: veldwaarneming