Bol knikkertjesmos

Physcomitrium sphaericum


© Michel Zwarts

Ecologie & verspreiding
Ecologie
Physcomitrium sphaericum is evenals P. eurystomum een zeer onregelmatig opduikend mos dat zijn hele levenscyclus volbrengt in de zomermaanden. Dit hangt samen met de substraat waarop het voorkomt, namelijk drooggevallen verse rivierklei en slib langs de rivieren en in uiterwaarden. In het buitenland wordt de soort vooral opgegeven voor drooggevallen oevers van stuwmeren en gewone meren en van tijdelijk drooggelegde visvijvers, vaak samen met P. eurystomum. Hierbij sluit een recente vondst van P. sphaericum aan, gedaan in een deel van een natuurontwikkelingsterrein waar ca 2003 een visvijver gegraven was op een plek waar vroeger waarschijnlijk ook een visvijver geweest is. De laagte was op dat moment drooggevallen maar had ervoor onder water had gestaan, nadat in 2003 een pompstation dat drinkwater leverde gesloten was. Begeleidende mossen waren daar o.m. Bryum argenteum, B. tenuisetum, Ephemerum serratum, Leptobryum pyriforme, Riccia canaliculata en R. sorocarpa.

Verspreiding
Physcomitrium sphaericum was volgens oude bronnen “tamelijk zeldzaam langs de Rijn“; in feite betrof het hier één plek op verse klei bij Heteren die rond 1860 herhaaldelijk bezocht werd. Pas anderhalve eeuw later, in 2011, werd de soort opnieuw in ons land gevonden, ditmaal bij Lichtenvoorde, bij bovengenoemd natuurontwikkelingsterrein, door Michel Zwarts. De historie van het terrein doet vermoeden, dat sporen van de soort wellicht al decennia in de sporenvoorraad in aanwezig zijn geweest. Er was in 2011 ook nog een vondst van één plantje op een drooggevallen plek op zware rivierklei langs de Waal bij Dreumel. De soort is een van de iconen van het sporenvoorraad-onderzoek en is bekend vanwege het episodische voorkomen, dat wil zeggen dat de soort slechts zelden bovengronds verschijnt, omdat de omstandigheden voor kieming maar zelden voldoende zijn.

Physcomitrium sphaericum is bekend van grote delen van West en Centraal Europa, maar is overal zeldzaam tot zeer zeldzaam. Naar het noorden komt de soort voor tot in Zuid-Zweden, naar het zuiden ooit tot in Spanje, al is de soort daar nu vermoedelijk verdwenen (Sérgio et al., 2006. De soort groeit vooral in het laagland, maar is in Groot-Brittannië gevonden tot op 330 m hoogte.

Familie: Funariaceae
Groep: Bladmossen
Status: Onbestendig (slechts incidentele kortstondige vindplaatsen; geen aanwijzingen dat soort hier langer dan 10 jaar aaneengesloten in Nederland voorkwam)
Zeldzaamheid: zeer zeldzame soort
Biotoopvoorkeur: Kale vochtige bodem
Substraatvoorkeur: lemig of fijn zand
© 2024  BLWG
Ga naar de volledige website