Ecologie & verspreiding
Thuidium tamariscinum lijkt algemener te zijn geworden na 1950 maar het landelijk verspreidingspatroon komt nog steeds goed overeen met dat van voor 1900. In het rivieren- en getijdengebied en het noordelijk kleigebied komt dit thujamos nog steeds weinig voor, waarschijnlijk door het vrijwel ontbreken van geschikt bos (met licht verzurende toplaag). Zowel het toegenomen areaal bos als het ouder worden van naaldbossen verklaren de toename van Gewoon thujamos. Het heeft dezelfde merkwaardige standplaatsvariatie als Fijn laddermos: zowel zure, humeuze bodems op mineraliserend strooisel in arme naaldbossen op de hogere zandgronden als minerale, basenrijke bosbodems op oude rivierklei, (kei)leem en löss. Het vestigt zich evenals Kindbergia graag op dood (loof)hout. De uitbreiding van dit thujamos verloopt vrijwel zeker via sporen. De door Touw & Rubers gevonden afname van de fertiliteit na 1960 is niet meer van toepassing: in de wat oudere populaties zijn op 3-4-jarige planten bijna altijd mannetjes of vrouwtjes te vinden. Uit de wat rijkere, vochtige loofbossen worden weer geregeld sporenkapsels gemeld. Let wel: in dergelijke bossen kunnen ook Fraai thujamos en Zweepthujamos voorkomen.
Thuidium tamariscinum lijkt algemener te zijn geworden na 1950 maar het landelijk verspreidingspatroon komt nog steeds goed overeen met dat van voor 1900. In het rivieren- en getijdengebied en het noordelijk kleigebied komt dit thujamos nog steeds weinig voor, waarschijnlijk door het vrijwel ontbreken van geschikt bos (met licht verzurende toplaag). Zowel het toegenomen areaal bos als het ouder worden van naaldbossen verklaren de toename van Gewoon thujamos. Het heeft dezelfde merkwaardige standplaatsvariatie als Fijn laddermos: zowel zure, humeuze bodems op mineraliserend strooisel in arme naaldbossen op de hogere zandgronden als minerale, basenrijke bosbodems op oude rivierklei, (kei)leem en löss. Het vestigt zich evenals Kindbergia graag op dood (loof)hout. De uitbreiding van dit thujamos verloopt vrijwel zeker via sporen. De door Touw & Rubers gevonden afname van de fertiliteit na 1960 is niet meer van toepassing: in de wat oudere populaties zijn op 3-4-jarige planten bijna altijd mannetjes of vrouwtjes te vinden. Uit de wat rijkere, vochtige loofbossen worden weer geregeld sporenkapsels gemeld. Let wel: in dergelijke bossen kunnen ook Fraai thujamos en Zweepthujamos voorkomen.
Familie: Thuidiaceae
Groep: Bladmossen
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Biotoopvoorkeur: Arm bos
Substraatvoorkeur: grof strooisel
Controle: veldwaarneming