Grof goudkorrelmos

Fossombronia foveolata


© Rudi Zielman

Ecologie & verspreiding
Fossombronia foveolata valt erg op als de rozetjes massaal tot ontwikkeling komen op tijdelijk kaal gemaakte bodems of periodiek droog gevallen oevers. De groeiplaatsen kunnen zuur vochtig mineraal zand of zandige leem betreffen, maar meestal is de bodem wat venig, zoals langs vennetjes of op plagplekken op vochtige hei en in venen. Ook groeit Grof goudkorrelmos wel op droogvallend bladafval van poelen met venig water. Fossombronia foveolata kan niet goed tegen beschaduwing en kwijnt dan weg. De plantjes beginnen vaak in juni te groeien en kunnen al eind juli rijpe kapsels (nodig voor zeker determinatie) hebben. Afhankelijk van de ontwikkeling van de rest van de vegetatie kunnen dichte matjes ontstaan die het enkele jaren uithouden tot de vegetatie zich sluit. Een jaar na werkzaamheden in natuurgebieden is de kans het grootst Fossombronia foveolata aan te treffen, vaak samen met andere bijzondere soorten. Het loont zeker er een keer speciaal naar te zoeken in de nazomer. Fossombronia foveolata was ook vroeger niet zeldzaam maar het plaggen van heide en natuurontwikkeling op vochtige zandgrond heeft veel nieuwe vondsten opgeleverd.
Groep: Levermossen
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: vrij zeldzame soort
Biotoopvoorkeur: Kale vochtige bodem
Substraatvoorkeur: humus
Controle: microscopische determinatie
© 2024  BLWG
Ga naar de volledige website