Ecologie & verspreiding
Dik vetkruid staat op zonnige, warme en vrij droge, voedselarme en basenrijke, kalkarme tot kalkrijke, stenige plaatsen en op ruderale plekken. De overblijvende en groen overwinterende plant groeit in haar oorsprongsgebied op rotsen en in rotsspleten, op puinhellingen en op oude muren, op daken en op stenige plaatsen. Ze stamt uit de gebergten van Zuidwest-Azië, het Middellandse Zeegebied en Midden-Europa, wordt als sierplant gebruikt en is verwilderd en ingeburgerd in vele delen van Europa. De soort is her en der verwilderd gevonden in Nederland, voornamelijk in het zuidoostelijke deel. Binnen de groep van Sedum-soorten met rolronde tot half rolronde bladeren en witachtige bloemen is het klierharige, overblijvende Dik vetkruid te onderscheiden door de combinatie van de tegenover elkaar staande, blauwachtig groene bladeren, die bijna vlak aan de bovenkant en sterk gewelfd zijn van onderen. Verder door de 5- tot 6-tallige, witte, roze overlopen en aan de rugzijde paarsachtige bloemen en de rechtopstaande, groen- tot roodachtige vruchten.
Dik vetkruid staat op zonnige, warme en vrij droge, voedselarme en basenrijke, kalkarme tot kalkrijke, stenige plaatsen en op ruderale plekken. De overblijvende en groen overwinterende plant groeit in haar oorsprongsgebied op rotsen en in rotsspleten, op puinhellingen en op oude muren, op daken en op stenige plaatsen. Ze stamt uit de gebergten van Zuidwest-Azië, het Middellandse Zeegebied en Midden-Europa, wordt als sierplant gebruikt en is verwilderd en ingeburgerd in vele delen van Europa. De soort is her en der verwilderd gevonden in Nederland, voornamelijk in het zuidoostelijke deel. Binnen de groep van Sedum-soorten met rolronde tot half rolronde bladeren en witachtige bloemen is het klierharige, overblijvende Dik vetkruid te onderscheiden door de combinatie van de tegenover elkaar staande, blauwachtig groene bladeren, die bijna vlak aan de bovenkant en sterk gewelfd zijn van onderen. Verder door de 5- tot 6-tallige, witte, roze overlopen en aan de rugzijde paarsachtige bloemen en de rechtopstaande, groen- tot roodachtige vruchten.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - juni - augustus
Hoogte - 0,04-0,12 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels -
Stengels/takken -
Bladeren - De blaadjes zijn blauwgroen. Van boven zijn ze bijna vlak en van onderen sterk gewelfd. Ze zijn iets korter dan die van Wit vetkruid. Verder zijn ze eivormig, enigszins kleverig behaard, meestal tegenoverstaand en worden tot 7 mm lang.
Bloemen - De bloeiwijze is dicht bezet met klierharen. De witte tot roze (aan de onderkant paarsachtige) bloemen zijn vijf- of zestallig. De 2-3 mm lange kroonbladen zijn wit, maar aan de rugkant paarsachtig.
Vruchten - Een doosvrucht. Rechtopstaande, groenachtige tot iets rode vruchten. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige, warme plaatsen op vrij droge, kalkarme tot kalkrijke, stenige plaatsen.
Groeiplaats - Oude muren, daken, ruderale plaatsen, puinhellingen, rotsen en andere stenige plaatsen.
Bloeitijd - juni - augustus
Hoogte - 0,04-0,12 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels -
Stengels/takken -
Bladeren - De blaadjes zijn blauwgroen. Van boven zijn ze bijna vlak en van onderen sterk gewelfd. Ze zijn iets korter dan die van Wit vetkruid. Verder zijn ze eivormig, enigszins kleverig behaard, meestal tegenoverstaand en worden tot 7 mm lang.
Bloemen - De bloeiwijze is dicht bezet met klierharen. De witte tot roze (aan de onderkant paarsachtige) bloemen zijn vijf- of zestallig. De 2-3 mm lange kroonbladen zijn wit, maar aan de rugkant paarsachtig.
Vruchten - Een doosvrucht. Rechtopstaande, groenachtige tot iets rode vruchten. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige, warme plaatsen op vrij droge, kalkarme tot kalkrijke, stenige plaatsen.
Groeiplaats - Oude muren, daken, ruderale plaatsen, puinhellingen, rotsen en andere stenige plaatsen.
Familie: Crassulaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Ecologische groep: muren