Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - maart - april
Hoogte - tot 35,00 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels -
Stengels/takken - De jonge takken zijn roodbruin en behaard.
Bladeren - De 6-12 cm grote bladeren zijn vrij rond tot omgekeerd eirond met twaalf tot negentien paar zijnerven (de zijnerven bij de bladrand zijn niet gevorkt), kort toegespitst en met een zeer scheve voet. De bladrand is dubbel-gezaagd en sterk gekromd. De onderkant is zacht behaard. De bovenkant wordt later vaak kaal en glad.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemstelen zijn 0,6-2½ cm lang.
Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. De langgesteelde, eironde vruchten zijn 1-1½ cm lang, met een steel van 0,6-2,5 cm. De vleugelnootjes hebben een dicht behaarde rand (gewimperd). Het zaadje zit in het midden. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke grond (lemig zand, leem, mergel en rivierklei).
Groeiplaats - Waterkanten (langs beken en rivieren), bossen ( loofbossen en ravijnbossen), hagen en langs holle wegen. Ook in het open veld.
Bloeitijd - maart - april
Hoogte - tot 35,00 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels -
Stengels/takken - De jonge takken zijn roodbruin en behaard.
Bladeren - De 6-12 cm grote bladeren zijn vrij rond tot omgekeerd eirond met twaalf tot negentien paar zijnerven (de zijnerven bij de bladrand zijn niet gevorkt), kort toegespitst en met een zeer scheve voet. De bladrand is dubbel-gezaagd en sterk gekromd. De onderkant is zacht behaard. De bovenkant wordt later vaak kaal en glad.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemstelen zijn 0,6-2½ cm lang.
Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. De langgesteelde, eironde vruchten zijn 1-1½ cm lang, met een steel van 0,6-2,5 cm. De vleugelnootjes hebben een dicht behaarde rand (gewimperd). Het zaadje zit in het midden. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke grond (lemig zand, leem, mergel en rivierklei).
Groeiplaats - Waterkanten (langs beken en rivieren), bossen ( loofbossen en ravijnbossen), hagen en langs holle wegen. Ook in het open veld.
Familie: Ulmaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: vrij zeldzame soort
Ecologische groep: stinseplant