Ecologie & verspreiding
Wit hoefblad groeit op beschaduwde, soms zonnige plaatsen op voedselrijke, vochtige tot natte grond. Zij staat in loofbossen, parkbossen, wegbermen, graslanden, langs waterkanten, bij buitenplaatsen, kastelen en in andere stinzenmilieus. In Nederland is de soort zeldzaam. Zij wordt sinds het eind van de zestiende eeuw ingevoerd en aangeplant in Nederland. De plant houdt lang stand. Zij is verwilderd, maar nog niet ingeburgerd. Wit hoefblad komt van nature als bergplant voor in vochtige bossen en langs beekoevers in gebergten in Midden- en Oost-Europa en aangrenzend Zuidwest-Azië. Vanwege haar vroege bloei in februari en maart is zij een aantrekkelijke stinzenplant. Zij heeft geelwitte bloemen en ruikt zoet. De bladen zijn zeer ongelijk gelobd en de fijne nervatuur is netvormig met elkaar verbonden. Aan de onderzijde zijn de bladen witviltig behaard en zij kunnen tot dertig centimeter groot worden. Wit hoefblad kan verward worden met Japans hoefblad.
Wit hoefblad groeit op beschaduwde, soms zonnige plaatsen op voedselrijke, vochtige tot natte grond. Zij staat in loofbossen, parkbossen, wegbermen, graslanden, langs waterkanten, bij buitenplaatsen, kastelen en in andere stinzenmilieus. In Nederland is de soort zeldzaam. Zij wordt sinds het eind van de zestiende eeuw ingevoerd en aangeplant in Nederland. De plant houdt lang stand. Zij is verwilderd, maar nog niet ingeburgerd. Wit hoefblad komt van nature als bergplant voor in vochtige bossen en langs beekoevers in gebergten in Midden- en Oost-Europa en aangrenzend Zuidwest-Azië. Vanwege haar vroege bloei in februari en maart is zij een aantrekkelijke stinzenplant. Zij heeft geelwitte bloemen en ruikt zoet. De bladen zijn zeer ongelijk gelobd en de fijne nervatuur is netvormig met elkaar verbonden. Aan de onderzijde zijn de bladen witviltig behaard en zij kunnen tot dertig centimeter groot worden. Wit hoefblad kan verward worden met Japans hoefblad.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - februari - maart
Hoogte - 0,07-0,30 m.
Geslachtsverdeling - éénslachtig, tweehuizig
Wortels -
Stengels/takken - Alleen met bleke schutbladen. Grote groepen vormend.
Bladeren - De wortelbladen verschijnen na de bloei. Ze zijn hartvormig, met ongelijke lobben en van onderen grijsviltig. De fijne nerven zijn netvormig met elkaar verbonden. De bladsteel is aan de bovenkant rond.
Bloemen - Eenslachtig (een bloem met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). Tweehuizig (mannelijke en vrouwelijke bloemen op verschillende planten). De geurende bloemhoofdjes met buisbloemen zijn geelwit of witachtig. Ze zijn langwerpig en ongeveer 0,25 cm groot. Bij mannelijke planten zijn ze groter en ze groeien dichter opeen, met tot 45 bloemen in een brede tros. Het omwindsel is lichtgroen.
Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Beschaduwde, soms zonnige plaatsen op voedselrijke, vochtige grond.
Groeiplaats - Bossen (loofbossen en parkbossen), waterkanten (beken en rivieren) en grasland (hooiland).
Bloeitijd - februari - maart
Hoogte - 0,07-0,30 m.
Geslachtsverdeling - éénslachtig, tweehuizig
Wortels -
Stengels/takken - Alleen met bleke schutbladen. Grote groepen vormend.
Bladeren - De wortelbladen verschijnen na de bloei. Ze zijn hartvormig, met ongelijke lobben en van onderen grijsviltig. De fijne nerven zijn netvormig met elkaar verbonden. De bladsteel is aan de bovenkant rond.
Bloemen - Eenslachtig (een bloem met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). Tweehuizig (mannelijke en vrouwelijke bloemen op verschillende planten). De geurende bloemhoofdjes met buisbloemen zijn geelwit of witachtig. Ze zijn langwerpig en ongeveer 0,25 cm groot. Bij mannelijke planten zijn ze groter en ze groeien dichter opeen, met tot 45 bloemen in een brede tros. Het omwindsel is lichtgroen.
Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Beschaduwde, soms zonnige plaatsen op voedselrijke, vochtige grond.
Groeiplaats - Bossen (loofbossen en parkbossen), waterkanten (beken en rivieren) en grasland (hooiland).
Familie: Asteraceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: exoot (na 1900 verwilderd of aangeplant)
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Ecologische groep: voedselrijke oevers