Ecologie & verspreiding
Kogelbies staat op zonnige en vrij open, vochtige tot natte, matig voedselrijke, kalkrijke en vaak verstoorde zand- en leemgrond, vaak op plekken met kwel of een sterk wisselende waterstand (winterse overstroming) en verdraagt betreding. Ze groeit langs rivieren, in nat grasland en duinvalleien, in wilgenstruwelen en op opgespoten terreinen, in bermen, kiezelgroeven en langs slootkanten (in Nederland niet in of op de 2 laatst genoemde biotopen). Nederland ligt aan de noordwestelijke grens van het verbrokkelde Europese deel van areaal en is zeer zeldzaam in Nederland. Ze is sinds 1982 bekend van een zandplaat langs de Maas ten zuiden van Maastricht en is sindsdien ook op enkele andere plaatsen waargenomen. De plant heeft een forse, kruipende wortelstok en ronde, niet bebladerde, gladde en geribde stengels. De bladeren zijn stengelachtig, gootvormig en met een lichte middenstreep. De kenmerkende bloeiwijze bestaat uit één of meerdere, kort of lang gesteelde, bolronde hoofdjes die schijnbaar zijdelings aan de stengel zitten.
Kogelbies staat op zonnige en vrij open, vochtige tot natte, matig voedselrijke, kalkrijke en vaak verstoorde zand- en leemgrond, vaak op plekken met kwel of een sterk wisselende waterstand (winterse overstroming) en verdraagt betreding. Ze groeit langs rivieren, in nat grasland en duinvalleien, in wilgenstruwelen en op opgespoten terreinen, in bermen, kiezelgroeven en langs slootkanten (in Nederland niet in of op de 2 laatst genoemde biotopen). Nederland ligt aan de noordwestelijke grens van het verbrokkelde Europese deel van areaal en is zeer zeldzaam in Nederland. Ze is sinds 1982 bekend van een zandplaat langs de Maas ten zuiden van Maastricht en is sindsdien ook op enkele andere plaatsen waargenomen. De plant heeft een forse, kruipende wortelstok en ronde, niet bebladerde, gladde en geribde stengels. De bladeren zijn stengelachtig, gootvormig en met een lichte middenstreep. De kenmerkende bloeiwijze bestaat uit één of meerdere, kort of lang gesteelde, bolronde hoofdjes die schijnbaar zijdelings aan de stengel zitten.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - juli - september
Hoogte - 0,50-2,00 m.
Geslachtsverdeling -
Wortels - Een forse kruipende wortelstok.
Stengels/takken - De ronde, geribde stengels zijn niet bebladerd.
Bladeren - De bladeren zijn stengelachtig, halfrond, aan de onderkant afgerond, van boven gootvormig met een lichte middenstreep. Ze zijn 0,5-2 mm breed.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloeiwijze lijkt aan de zijkant uit te treden en met één tot tien bolronde hoofdjes, die zijn samengesteld uit dicht opeengepakte 2,5-4 mm lange aren. De hoofdjes zijn vrijwel zittend tot gesteeld. De kluwens zijn 3-15 mm breed.
Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).
Bodem - Zonnige, vrij open plaatsen op vochtige tot natte, matig voedselrijke, kalkrijke, vaak verstoorde grond (zand en leem). Op plekken met kwel of een sterk wisselende waterstand (winterse overstroming).
Groeiplaats - Waterkanten (zandplaten in en langs de Maas en lemige oevers), nat grasland, zeeduinen (duinvalleien), opgespoten terreinen en wilgenstruweel.
Bloeitijd - juli - september
Hoogte - 0,50-2,00 m.
Geslachtsverdeling -
Wortels - Een forse kruipende wortelstok.
Stengels/takken - De ronde, geribde stengels zijn niet bebladerd.
Bladeren - De bladeren zijn stengelachtig, halfrond, aan de onderkant afgerond, van boven gootvormig met een lichte middenstreep. Ze zijn 0,5-2 mm breed.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloeiwijze lijkt aan de zijkant uit te treden en met één tot tien bolronde hoofdjes, die zijn samengesteld uit dicht opeengepakte 2,5-4 mm lange aren. De hoofdjes zijn vrijwel zittend tot gesteeld. De kluwens zijn 3-15 mm breed.
Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).
Bodem - Zonnige, vrij open plaatsen op vochtige tot natte, matig voedselrijke, kalkrijke, vaak verstoorde grond (zand en leem). Op plekken met kwel of een sterk wisselende waterstand (winterse overstroming).
Groeiplaats - Waterkanten (zandplaten in en langs de Maas en lemige oevers), nat grasland, zeeduinen (duinvalleien), opgespoten terreinen en wilgenstruweel.
Familie: Cyperaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Gevoelig
Zeldzaamheid: zeer zeldzame soort
Ecologische groep: voedselrijke oevers