Blauwe monnikskap

Aconitum napellus


© Jelle Hofstra

Ecologie & verspreiding
Blauwe monnikskap prefereert half beschaduwde tot beschaduwde, koele, basenrijke, vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke klei- en leembodems. Ze verdraagt volle zon mits de bodem voldoende vochtig blijft. Deze gebergteplant (die meestal op een hoogte tussen 1.000-2.000 m staat) groeit in open bossen, in bosranden en struwelen, aan beekoevers, in ruigten en in graslanden. Het gesloten Europese areaal omvat Midden- en West-Europa, van Zuid-Engeland tot de Karpaten in het oosten en verder op enige plaatsen in Zuid-Scandinavië. Het taxon wordt als tuinplant gebruikt, kan verwilderen en kan dan lang standhouden. In Nederland verwildert de plant zeer zeldzaam, het meest nog in het oostelijke rivierengebied en in het zuidoosten van het land en slechts een enkele keer daarbuiten. Net als alle soorten van dit geslacht heeft de plant een “rijke” geschiedenis als gifplant waar ook oude namen als Duivelskruid en Wolfsdood op wijzen. Maar ze werd en wordt echter ook medisch aangewend. Zie ook Aconitum x stoerkianum en A. vulparia.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juli - oktober

Hoogte - 0,50-1,50 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Een raapvormige wortelstok.

Stengels/takken - De rechtopstaande stengels zijn niet behaard.

Bladeren - De bladeren zijn diep handvormig (bijna tot aan de voet ingesneden) en vijf- tot zevendelig. De delen bestaan uit smal lijnvormige, ongeveer 0,5 cm brede slippen.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De blauwe of paarse bloemen vormen samen dichte, niet of weinig vertakte trossen. Het bovenste bloemblad (de helm) is kapvormig gewelfd, afgerond, ongeveer even hoog als breed en 1-1,8 cm groot. De meeldraden zijn meestal behaard.

Vruchten - Een doosvrucht. Meestal zijn er drie kokervruchten. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige tot beschaduwde plaatsen op vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke grond.

Groeiplaats - Bossen (loofbossen en elzenbossen), bosranden, struwelen, waterkanten (beekoevers), ruigten en grasland.
Familie: Ranunculaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Zeldzaamheid: zeldzame soort
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website