Ecologie & verspreiding
Geel monnikskruid staat op zonnige, vochtige, maar goed gedraineerde, voedselrijke, zure tot basische bodems en op grindige plaatsen. Ze groeit in (graan)akkers, in groeven, op grindhellingen en op allerlei ruderale plaatsen. De soort stamt uit Rusland, Kaukasus en West-Azië. Ze is in diverse Europese landen als adventief opgedoken, is plaatselijk aan het inburgeren en kan zich daarbij invasief gedragen. De plant is grijsgroen doordat de plant van viltige, klier- en borstelharen voorzien is. De bladeren zijn zittend, lancetvormig en gaafrandig. De deels paarsrood overlopen kelk is tot het midden gedeeld, 6-8 mm lang en groeit na de bloei tot meer dan de dubbele lengte uit. De kroon is 10-15 mm, geel en heeft kleine keelschubben, de toppen van de kroonslippen zijn veel lichter van kleur. Ze lijkt wat op Amsinckia maar bij Geel monnikskruid is o.a. de bloeiwijze tot aan de top van steunblaadjes voorzien.
Geel monnikskruid staat op zonnige, vochtige, maar goed gedraineerde, voedselrijke, zure tot basische bodems en op grindige plaatsen. Ze groeit in (graan)akkers, in groeven, op grindhellingen en op allerlei ruderale plaatsen. De soort stamt uit Rusland, Kaukasus en West-Azië. Ze is in diverse Europese landen als adventief opgedoken, is plaatselijk aan het inburgeren en kan zich daarbij invasief gedragen. De plant is grijsgroen doordat de plant van viltige, klier- en borstelharen voorzien is. De bladeren zijn zittend, lancetvormig en gaafrandig. De deels paarsrood overlopen kelk is tot het midden gedeeld, 6-8 mm lang en groeit na de bloei tot meer dan de dubbele lengte uit. De kroon is 10-15 mm, geel en heeft kleine keelschubben, de toppen van de kroonslippen zijn veel lichter van kleur. Ze lijkt wat op Amsinckia maar bij Geel monnikskruid is o.a. de bloeiwijze tot aan de top van steunblaadjes voorzien.
Familie: Boraginaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Zeldzaamheid: zeer zeldzame soort