Ecologie & verspreiding
Ongevlekt longkruid staat op half beschaduwde tot beschaduwde, vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke, humeuze, slecht gedraineerde, stikstofrijke, zwak basische tot kalkhoudende leembodems. Ze groeit in vochtige loof-, naald- en gemengde bossen, in struwelen, langs bosranden en op hellingen. Het Oost- en Midden-Europese deel van het verspreidingsgebied reikt tot aan de Nederlandse grens. De verspreiding is onvoldoende bekend en of de paar voorposten bestendig zullen worden is nog onduidelijk. De soort onderscheidt zich van de Smal longkruid door het feit dat de wortelstandige zomerbladen een hartvormige of afgeknotte bladvoet hebben. Van Gevlekt longkruid doordat de donkergroene, wortelstandige zomerbladen niet winterhard zijn en verder doordat ze ongevlekt zijn of hoogstens in het voorjaar lichtgroene, niet scherp afgezette vlekken kunnen vertonen. De bloemen worden bestoven door bijen, hommels en zweefvliegen, de gevormde zaden zijn breed eivormig, bruin tot zwartbruin en zijn voorzien van een mierenbroodje. Ze worden dan ook door deze dieren versleept. Ook dit Longkruid is vroeger medicinaal aangewend bij de bestrijding van longaandoeningen.
Ongevlekt longkruid staat op half beschaduwde tot beschaduwde, vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke, humeuze, slecht gedraineerde, stikstofrijke, zwak basische tot kalkhoudende leembodems. Ze groeit in vochtige loof-, naald- en gemengde bossen, in struwelen, langs bosranden en op hellingen. Het Oost- en Midden-Europese deel van het verspreidingsgebied reikt tot aan de Nederlandse grens. De verspreiding is onvoldoende bekend en of de paar voorposten bestendig zullen worden is nog onduidelijk. De soort onderscheidt zich van de Smal longkruid door het feit dat de wortelstandige zomerbladen een hartvormige of afgeknotte bladvoet hebben. Van Gevlekt longkruid doordat de donkergroene, wortelstandige zomerbladen niet winterhard zijn en verder doordat ze ongevlekt zijn of hoogstens in het voorjaar lichtgroene, niet scherp afgezette vlekken kunnen vertonen. De bloemen worden bestoven door bijen, hommels en zweefvliegen, de gevormde zaden zijn breed eivormig, bruin tot zwartbruin en zijn voorzien van een mierenbroodje. Ze worden dan ook door deze dieren versleept. Ook dit Longkruid is vroeger medicinaal aangewend bij de bestrijding van longaandoeningen.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - maart - mei
Hoogte - 0,15-0,30 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Een stevige, horizontaal groeiende wortelstok.
Stengels/takken - De soort groeit in pollen.
Bladeren - De bladeren zijn niet gevlekt of soms met lichtgroene vlekken. De rozetbladeren zijn lang gesteeld. De stengelbladeren zijn zittend tot half stengelomvattend.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloeiwijze is stijf behaard. De bloemen zijn eerst roze, later worden ze blauw. Ze zijn trompetvormig en ongeveer 1 cm lang. De kelk is buis- tot klokvormig. De tanden zijn driehoekig en half zo lang als de buis.
Vruchten - Een splitvrucht. De nootjes zijn glanzend bruin met een vlezig aanhangsel. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Half beschaduwde tot beschaduwde plaatsen op vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke, lemige, humeuze, vrij kalkarme tot kalkhoudende grond.
Groeiplaats - Loofbossen, struwelen, bosranden en hellingen.
Bloeitijd - maart - mei
Hoogte - 0,15-0,30 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Een stevige, horizontaal groeiende wortelstok.
Stengels/takken - De soort groeit in pollen.
Bladeren - De bladeren zijn niet gevlekt of soms met lichtgroene vlekken. De rozetbladeren zijn lang gesteeld. De stengelbladeren zijn zittend tot half stengelomvattend.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloeiwijze is stijf behaard. De bloemen zijn eerst roze, later worden ze blauw. Ze zijn trompetvormig en ongeveer 1 cm lang. De kelk is buis- tot klokvormig. De tanden zijn driehoekig en half zo lang als de buis.
Vruchten - Een splitvrucht. De nootjes zijn glanzend bruin met een vlezig aanhangsel. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Half beschaduwde tot beschaduwde plaatsen op vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke, lemige, humeuze, vrij kalkarme tot kalkhoudende grond.
Groeiplaats - Loofbossen, struwelen, bosranden en hellingen.
Familie: Boraginaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Zeldzaamheid: zeer zeldzame soort