Vergeten wikke

Vicia sativa subsp. segetalis


© Peter Meininger

Ecologie & verspreiding
Vergeten wikke staat op zonnige en warme, grazige tot open, matig vochtige tot droge, voedselarme tot matig voedselrijke, niet te zure, vaak iets kalkhoudende grond bestaande uit zand, leem, zavel, mergel en löss. Deze plant groeit op rivierduinen en in duingraslanden, op hellingen en in dwergstruweel, op rotsachtige plaatsen, in overhoekjes en ruigten, in bermen, schrale graslanden en op dijken, in graanakkers en langs heggen. Bovendien op spoorwegemplacementen, stortplaatsen en op braakliggende grond, in afgravingen, op omgewerkte grond en verder op andere ruderale plekken. De kosmopolitisch geworden cultuurplant is in Nederland algemeen maar komt wat minder voor in Midden-Limburg, in de noordelijke kleigebieden, in de Achterhoek en in laagveengebieden. Opgemerkt wordt dat Vergeten wikke waarschijnlijk meer voorkomt dan het kaartje aangeeft omdat ze in het verleden (voor 2005) niet onderscheiden werd van de ondersoort Smalle wikke. Waarschijnlijk is Vergeten wikke algemener dan Smalle wikke en wordt ze daarmee nog vaak verward. Voor de verschillen tussen de ondersoorten komen vooral bloem- en bladkenmerken, naast kenmerken van de rijpe peulen in beeld en daarvoor wordt verwezen naar de gebruikelijke flora’s.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - mei - juli

Hoogte - 0,10-1,00 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Een omvangrijk stelsel van dunne, diep reikende wortels.

Stengels/takken - De klimmende, donkergroene stengels zijn alleen aan de voet vertakt en voor een deel ondergronds.

Bladeren - Onderste bladeren met 1 of 2 paar omgekeerd hartvormige deelblaadjes, hogerop 3 tot 6 paar langwerpige tot lijnvormige deelblaadjes en aan het eind een vertakte rank. De bovenste deelblaadjes zijn 3 tot 6 mm en niet of nauwelijks smaller dan de onderste. De steunblaadjes zijn meestal getand.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De alleenstaande of met 2 (soms tot 4) bij elkaar groeiende bloemen groeien vanuit de bladoksels. Ze zijn 1 tot 2 cm groot. De bloemen zijn meestal tweekleurig. De vlag is bleekroze of paarsachtig en de zwaarden zijn paarsrood. De kelktanden zijn bijna gelijken weinig korter tot iets langer dan de buis.

Vruchten - Een doosvrucht. De rechtopstaande peulen zijn min of meer cilindervormig en glad. Later worden ze kaal en zwart of zwartbruin. De tot 7 cm lange peulen zijn donkerbruin tot zwart, kaal en niet ingesnoerd tussen de zaden. Ze bevatten 4 tot 12 zaden. De zaden zijn zeer kortlevend (< 1 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige, grazige tot open plaatsen op matig vochtige tot droge, voedselarme tot matig voedselrijke, niet te zure, vaak iets kalkhoudende grond (zand, leem, zavel, mergel en löss).

Groeiplaats - Bermen, grasland (schraal grasland), dijken, heggen, akkers (graanakkers), rotsachtige plaatsen, ruigten, schrale overhoeken, langs spoorwegen (spoorwegterreinen), zeeduinen (duinhellingen, in duinvalleien tussen ijl dwergstruweel, binnenduinweiland en duingrasland), rivierduinen, ruderale plaatsen, braakliggende grond, omgewerkte grond en afgravingen.
Familie: Fabaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: voedselrijke akkers
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website