Ecologie & verspreiding
Ruig schapengras is kenmerkend voor stuifzanden, waar het dominant kan worden in bosranden en andere locaties waar de dynamiek minimaal is en enige aanvoer van organisch materiaal plaatsvindt. Op enkele plekken staat dit taxon op stuwwalmateriaal. De historische verspreiding van de ondersoort in Nederland is onduidelijk, maar vóór 1980 is het verzameld bij Malden en Ruurlo, bij de Bilt, op één plek op de zuidelijke Utrechtse Heuvelrug en op enkele plekken op de Veluwe. Na 1980 zijn vooral vindplaatsen bekend geworden van de Veluwe, waar Ruig schapengras niet zeldzaam blijkt te zijn. Daarbuiten is het een zeldzaam taxon, wat bevreemding wekt, aangezien het typische milieu ook buiten de Veluwe gevonden wordt. Op de Britse Eilanden is Ruig schapengras het algemeenste taxon uit het Festuca ovina-complex en ook in Frankrijk komt het voor.
Ruig schapengras is kenmerkend voor stuifzanden, waar het dominant kan worden in bosranden en andere locaties waar de dynamiek minimaal is en enige aanvoer van organisch materiaal plaatsvindt. Op enkele plekken staat dit taxon op stuwwalmateriaal. De historische verspreiding van de ondersoort in Nederland is onduidelijk, maar vóór 1980 is het verzameld bij Malden en Ruurlo, bij de Bilt, op één plek op de zuidelijke Utrechtse Heuvelrug en op enkele plekken op de Veluwe. Na 1980 zijn vooral vindplaatsen bekend geworden van de Veluwe, waar Ruig schapengras niet zeldzaam blijkt te zijn. Daarbuiten is het een zeldzaam taxon, wat bevreemding wekt, aangezien het typische milieu ook buiten de Veluwe gevonden wordt. Op de Britse Eilanden is Ruig schapengras het algemeenste taxon uit het Festuca ovina-complex en ook in Frankrijk komt het voor.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - mei - juli
Hoogte - 0,20-0,50(-0,65) m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Geen wortelstokken.
Stengels/takken - De plant groeit in pollen.
Bladeren - De bladeren zijn blauwgrijs. De stengelbladen zijn vlak of stijf ingerold. De wortelbladen en bladeren van niet-bloeiende spruiten zijn stijf ingerold en meestal draadvormig. De bladschede is tot bijna onderaan open. Het tongetje is zeer kort. Niet bloeiende bladeren zijn 0,4 tot 0,7 mm breed en hebben van boven 1 tot 3 ribben. De bladeren zijn meestal blauwgroen en 0,45-0,75 mm breed.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloempluim wordt 3 tot 12 cm lang en is samengetrokken met rechtopstaande zijtakken. De aartjes zijn 4 tot 7 mm lang. Het onderste kroonkafje is meestal genaald. De kafnaald is meestal 0,2 tot 0,8 mm lang en de aartjes worden 5,3 tot 6,3 mm lang.
Vruchten - Een graanvrucht. Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).
Bodem - Zonnige, zelden licht beschaduwde plaatsen op droge, voedselarme, zwak zure zandgrond.
Groeiplaats - Stuifzand, stuwwallen, grasland (schraal grasland en droog, zuur grasland), heide en bosranden.
Bloeitijd - mei - juli
Hoogte - 0,20-0,50(-0,65) m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Geen wortelstokken.
Stengels/takken - De plant groeit in pollen.
Bladeren - De bladeren zijn blauwgrijs. De stengelbladen zijn vlak of stijf ingerold. De wortelbladen en bladeren van niet-bloeiende spruiten zijn stijf ingerold en meestal draadvormig. De bladschede is tot bijna onderaan open. Het tongetje is zeer kort. Niet bloeiende bladeren zijn 0,4 tot 0,7 mm breed en hebben van boven 1 tot 3 ribben. De bladeren zijn meestal blauwgroen en 0,45-0,75 mm breed.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloempluim wordt 3 tot 12 cm lang en is samengetrokken met rechtopstaande zijtakken. De aartjes zijn 4 tot 7 mm lang. Het onderste kroonkafje is meestal genaald. De kafnaald is meestal 0,2 tot 0,8 mm lang en de aartjes worden 5,3 tot 6,3 mm lang.
Vruchten - Een graanvrucht. Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).
Bodem - Zonnige, zelden licht beschaduwde plaatsen op droge, voedselarme, zwak zure zandgrond.
Groeiplaats - Stuifzand, stuwwallen, grasland (schraal grasland en droog, zuur grasland), heide en bosranden.
Familie: Poaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Ecologische groep: droge, zure graslanden