Ecologie & verspreiding
Moeraslantaarn prefereert vochtige, voedselrijke, kleiige en venige bodems. Ze groeit in moerassen, vochtige bossen, langs waterstromen en andere vochtige plaatsen. De plant stamt oorspronkelijk uit westelijk Noord-Amerika en is al meer 100 jaar geleden als sierplant in Europa geïntroduceerd en daar plaatselijk verwilderd en ingeburgerd. In Nederland wordt de plant hier daar aangetroffen, het betreft zowel spontane vestigingen als aangeplante exemplaren. Deze Aronskelkachtige heeft een kort en dik rhizoom en zeer grote, glanzend groene bladeren, ze zijn langwerpig eirond met een afgeknotte tot wigvormige voet en hebben een stompe tot spitse top. De bloeiwijze bestaat uit een helder gele schutblad dat de bloeikolf met zeer kleine bloemen onderaan omsluit. De bloemen (ook de bladen bij kneuzing) verspreiden een onaangename geur en lokken daarmee aasvliegen en –kevers die voor de bestuiving zorgen. De planten werden vroeger gegeten en medisch aangewend bij brandwonden en infecties. De bladen werden en worden gebruikt als verpakkingsmateriaal van levensmiddelen. Sinds 2016 staat de soort op de EU-Unielijst met invasieve exoten. Dit houdt onder meer in dat de soort binnen de EU niet meer mag worden verhandeld en dat lidstaten verplicht zijn om in de natuur aanwezige populaties op te sporen en indien mogelijk te verwijderen. Is verwijdering niet meer mogelijk dan dient de soort dusdanig beheerd te worden dat verdere verspreiding zoveel mogelijk wordt voorkomen.
Moeraslantaarn prefereert vochtige, voedselrijke, kleiige en venige bodems. Ze groeit in moerassen, vochtige bossen, langs waterstromen en andere vochtige plaatsen. De plant stamt oorspronkelijk uit westelijk Noord-Amerika en is al meer 100 jaar geleden als sierplant in Europa geïntroduceerd en daar plaatselijk verwilderd en ingeburgerd. In Nederland wordt de plant hier daar aangetroffen, het betreft zowel spontane vestigingen als aangeplante exemplaren. Deze Aronskelkachtige heeft een kort en dik rhizoom en zeer grote, glanzend groene bladeren, ze zijn langwerpig eirond met een afgeknotte tot wigvormige voet en hebben een stompe tot spitse top. De bloeiwijze bestaat uit een helder gele schutblad dat de bloeikolf met zeer kleine bloemen onderaan omsluit. De bloemen (ook de bladen bij kneuzing) verspreiden een onaangename geur en lokken daarmee aasvliegen en –kevers die voor de bestuiving zorgen. De planten werden vroeger gegeten en medisch aangewend bij brandwonden en infecties. De bladen werden en worden gebruikt als verpakkingsmateriaal van levensmiddelen. Sinds 2016 staat de soort op de EU-Unielijst met invasieve exoten. Dit houdt onder meer in dat de soort binnen de EU niet meer mag worden verhandeld en dat lidstaten verplicht zijn om in de natuur aanwezige populaties op te sporen en indien mogelijk te verwijderen. Is verwijdering niet meer mogelijk dan dient de soort dusdanig beheerd te worden dat verdere verspreiding zoveel mogelijk wordt voorkomen.
Familie: Araceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: exoot (na 1900 verwilderd of aangeplant)
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Ecologische groep: natte ruigten