Kleine boterbloem

Ranunculus parviflorus


© Sipke Gonggrijp

Ecologie & verspreiding
Kleine boterbloem staat op een open, zonnige tot deels beschaduwde, vochtige, goed gedraineerde bodems die uit allerlei grondsoorten kunnen bestaan. De éénjarige plant staat op kerkhoven, in velden en wegbermen, in bossen en bosranden, op haven- en overslagterreinen en ruderale plekken. Recent blijken campings een geschikte niche te zijn voor deze soort. Toeristen brengen onopzettelijk zaden uit Zuid-Europa mee waarbij ze op standplaatsen ontkiemt in het najaar en het jaar daarop bloeit. De soort is oorspronkelijk inheems in Europa maar is vooral met graantransporten ook terecht gekomen in N-Amerika en Australië, van waaruit ze tegenwoordig in omgekeerde volgorde weer in Europa wordt geïntroduceerd. Kleine boterbloem was in ons land tot nu toe alleen bekend van Maastricht maar blijkt nu vooral op campings aan de kust regelmatig op te duiken. De soort is goed herkenbaar aan haar alleenstaande bladeren die behaard zijn, aan haar eveneens alleenstaande bloemen met een kale bloembodem, de teruggeslagen, behaarde kelkbladen en de 0 tot 5 kroonbladen. Verder is de vrucht heel markant, deze is geheel kaal behalve de zijvlakken die voorzien zijn van papillen die gekromd en in een schuine, borstelachtige stekel uitlopen en een snavel die deltavormig is en een teruggekromde top heeft.
Familie: Ranunculaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Zeldzaamheid: zeldzame soort
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website