Ecologie & verspreiding
Deze Euphorbiasoort, die nog geen officiële Nederlandse naam draagt, heeft een voorkeur voor zonnige tot licht beschaduwde, warmte tot zeer warme, goed doorlatende, droge en vaak kalkrijke, arme en rotsachtige, zandige tot grindige bodems en is droogteresistent. De overblijvende gebergteplant groeit in haar oorspronkelijke verspreidingsgebied op rotsachtige plaatsen, in kalkrijke ravijnen, bergweiden en steppen. Ze wordt op tal van plaatsen als sierplant gebruikt, verwilderd nog al eens en is plaatselijk ingeburgerd; ze kan in sommige streken zelfs invasief optreden. Ze stamt oorspronkelijk uit Zuidoost-Europa, het oostelijke Middellandse Zeegebied en in het aangrenzend Azië. In Nederland is de plant momenteel van twee plaatsen bekend, de ene vindplaats betrof een dijkweg en de andere een, van nieuwe stortstenen voorziene dijk. Het taxon is goed herkenbaar aan haar liggende tot opstijgende habitus, haar succulente, blauwgroen berijpte bladeren en de tweehoornige, zwavelgele randklieren. Medisch werd ze vroeger, ondanks haar giftigheid, aangewend als een sterk laxeermiddel.
Deze Euphorbiasoort, die nog geen officiële Nederlandse naam draagt, heeft een voorkeur voor zonnige tot licht beschaduwde, warmte tot zeer warme, goed doorlatende, droge en vaak kalkrijke, arme en rotsachtige, zandige tot grindige bodems en is droogteresistent. De overblijvende gebergteplant groeit in haar oorspronkelijke verspreidingsgebied op rotsachtige plaatsen, in kalkrijke ravijnen, bergweiden en steppen. Ze wordt op tal van plaatsen als sierplant gebruikt, verwilderd nog al eens en is plaatselijk ingeburgerd; ze kan in sommige streken zelfs invasief optreden. Ze stamt oorspronkelijk uit Zuidoost-Europa, het oostelijke Middellandse Zeegebied en in het aangrenzend Azië. In Nederland is de plant momenteel van twee plaatsen bekend, de ene vindplaats betrof een dijkweg en de andere een, van nieuwe stortstenen voorziene dijk. Het taxon is goed herkenbaar aan haar liggende tot opstijgende habitus, haar succulente, blauwgroen berijpte bladeren en de tweehoornige, zwavelgele randklieren. Medisch werd ze vroeger, ondanks haar giftigheid, aangewend als een sterk laxeermiddel.
Familie: Euphorbiaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Ecologische groep: muren