Gele bieslelie

Sisyrinchium californicum


© Jelle van Dijk

Ecologie & verspreiding
Gele bieslelie prefereert schrale, vochtige en zandige bodems. Ze groeit in schrale graslanden, vochtige duinvalleien, moerassen en oevers van grote waterpartijen zoals meren, duinplassen en brede vijvers. De plant is inheems aan de westkust van Noord-Amerika en eind 20e eeuw als sierplant in West-Europa geïntroduceerd en daar plaatselijk verwilderd en ingeburgerd. In Nederland wordt de plant sinds 2005 verwilderd aangetroffen. Deze Lisachtige wordt maximaal 60 cm hoog en vormt wortelstokken die jaarlijks nieuwe uitlopers vormen. De opvallende stervormige gele bloemen bloeien van april tot in de zomer, per stengel is vaak maar één bloem aanwezig. De stengel is plat, gevleugeld en onvertakt. De bladeren hebben veel weg van de inheemse Gele lis. Ze zijn stijf, vlak en grijsgroen van kleur. De bladeren van Gele bieslelie verschillen door de zwarte kleur bij het drogen en de nerven die alle gelijk zijn. Bij Gele lis is de middelste nerf verdikt. In Nederland vormt de plant rijkelijk zaad. Nieuwe vestigingen op eilandjes (in het Grevelingen meer, Zoommeer en Krammer-Volkerak) duiden op lange afstand verspreiding door watervogels. Gezien de toename van nieuwe vestigingen, de snelle uitbreiding op bestaande groeiplaatsen en het voorkomen in botanisch waardevolle graslanden wordt de plant tegenwoordig als een invasieve exoot beschouwd en plaatselijk bestreden. 
Familie: Iridaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Ecologische groep: pionier op matig voedselarme, vochtige grond
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website