Oeverbies

Bolboschoenus laticarpus


© Erik Simons

Ecologie & verspreiding
Bolboschoenus laticarpus, Oeverbies, is een pas recent (2004) gepubliceerde soort in het zogenaamde 'Bolboschoenus maritimus complex'. Op Europese schaal is over de verspreiding vermoedelijk nog niet alles bekend. De soort is in Nederland echter goed in kaart gebracht en blijkt algemeen in het rivierengebied. Oeverbies is meestal te onderscheiden van Heen door de vorm van de bloeiwijze, deze is namelijk symmetrisch schermvormig samengesteld, met 3-4, 1 tot 6 zittende aartjes dragende stelen, rondom een centrale, kortgesteelde cluster van aartjes. De stelen van de perifere clusters zijn allen vrijwel even lang; minimaal 2x zo lang als de aartjes. Heen daarentegen heeft vaak hoofdjesachtig geclusterde bloeiwijzen, soms met 1 (-2) clusters aartjes op stelen. Deze stelen zijn relatief kort ten opzichte van de aartjes, en vaak ongelijk van lengte. De bloeiwijze is dan een asymmetrisch scherm. Maar let op: vooral in West-Nederland komt ook een vorm van Heen voor met een symmetrisch scherm, zoals bij Oeverbies.
In zulke gevallen zijn de soorten goed uit elkaar te houden op grond van de morfologie van de nootjes. Nootjes zijn een soort vruchten die bij Cyperaceae (maar ook bij sommige Asteraceae) voorkomen. Het zijn zaden, die nauw omgeven zijn door (maar niet vergroeid zijn met) een houtige, niet open springende vruchtwand (pericarp). Dat pericarp bestaat uit 3 lagen; het exocarp, met luchtcellen die het nootje drijfvermogen geven, het mesocarp, en het endocarp, dat tegen het zaad aan ligt. Bij Oeverbies zijn de nootjes donkerbruin tot zwart, en in dwarsdoorsnede scherp driekantig met brede basis, met een exocarp dat half zo dik is als het mesocarp. Bij Heen zijn de nootjes (licht)bruin en stomp driehoekig tot lensvormig in dwarsdoorsnede, met een exocarp dat juist twee keer zo dik is als het mesocarp. Een look-alike uit Centraal- en Oost-Europa is Bolboschoenus yagara die nog niet in Nederland is gevonden. Deze lijkt sterk op Oeverbies, maar de nootjes zijn kleiner, gelijkzijdig driehoekig en hebben een nóg dunner exocarp. Oeverbies is een bij uitstek fluviatiele soort en is gebonden aan het huidige en voormalige stroomgebied van de grote rivieren en hun aftakkingen. Daar is Oeverbies de dominante of meestal enige soort van het genus Bolboschoenus. In het zoetwatergetijdegebied overlapt het verspreidingsgebied met dat van Heen. Verder komt de soort hier en daar voor in geïsoleerde voedselrijke plasjes en vennen, en incidenteel als akkeronkruid op dichtgeslagen, kleiige bodems. Oeverbies komt voor in vegetaties van meerjarige pioniers op slibrijke oevers. Via een uitgebreid netwerk aan rhizomen kan de soort snel grote oppervlakten bedekken, met ondergrondse knollen wordt voedsel opgeslagen voor het volgende groeiseizoen. De soort is goed bestand tegen overstroming maar ook tegen droogte. De nootjes worden waarschijnlijk middels endozoöchorie (door vogels en vissen) en direct transport via water verspreid.
Familie: Cyperaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: voedselrijke oevers
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website