Ecologie & verspreiding
De noordse woelmuis is een forse woelmuis met een kop-romplengte tot 16 cm en een gewicht tot circa 65 g. Kenmerkend is de relatief lange staart, die bij volwassen dieren ruim een derde van de kop-romplengte bedraagt. De rugvacht is lang, glanzend en donkerbruin, de buikvacht grijzig wit; lichter gekleurde exemplaren komen soms voor. De oren zijn grotendeels verscholen in de vacht. De vrij grote achterpoten zijn in typische gevallen donker met contrasterende witte nagels. Noordse woelmuizen zijn ’s zomers vooral ’s nachts actief, ’s winters meer overdag. Ze kunnen goed zwemmen. Ze maken ondergrondse gangen met nest- en voorraadkamers, waarbij bovengronds kleine aardhopen ontstaan. De diameter van de holletjes bedraagt 4-5 cm, die van de aardhopen 10-20 cm. De holen zijn met looppaadjes verbonden. Bij hoge grondwaterstand worden bovengronds nesten gemaakt van mos, biezen en grassen, bijvoorbeeld onder riethopen. ’s Winters worden grotere en zorgvuldiger gemaakte nesten gebouwd dan ’s zomers. De voortplantingstijd loopt van april tot oktober. In deze tijd zijn de mannetjes territoriaal. Gemiddeld is het leefgebied van een mannetje 2000 m2, dat van een vrouwtje 500 m2. Een vrouwtje krijgt 3-4 worpen per jaar, met gemiddeld 5 (3-7) jongen. Noordse woelmuizen worden doorgaans niet ouder dan 18 maanden.
De noordse woelmuis is een forse woelmuis met een kop-romplengte tot 16 cm en een gewicht tot circa 65 g. Kenmerkend is de relatief lange staart, die bij volwassen dieren ruim een derde van de kop-romplengte bedraagt. De rugvacht is lang, glanzend en donkerbruin, de buikvacht grijzig wit; lichter gekleurde exemplaren komen soms voor. De oren zijn grotendeels verscholen in de vacht. De vrij grote achterpoten zijn in typische gevallen donker met contrasterende witte nagels. Noordse woelmuizen zijn ’s zomers vooral ’s nachts actief, ’s winters meer overdag. Ze kunnen goed zwemmen. Ze maken ondergrondse gangen met nest- en voorraadkamers, waarbij bovengronds kleine aardhopen ontstaan. De diameter van de holletjes bedraagt 4-5 cm, die van de aardhopen 10-20 cm. De holen zijn met looppaadjes verbonden. Bij hoge grondwaterstand worden bovengronds nesten gemaakt van mos, biezen en grassen, bijvoorbeeld onder riethopen. ’s Winters worden grotere en zorgvuldiger gemaakte nesten gebouwd dan ’s zomers. De voortplantingstijd loopt van april tot oktober. In deze tijd zijn de mannetjes territoriaal. Gemiddeld is het leefgebied van een mannetje 2000 m2, dat van een vrouwtje 500 m2. Een vrouwtje krijgt 3-4 worpen per jaar, met gemiddeld 5 (3-7) jongen. Noordse woelmuizen worden doorgaans niet ouder dan 18 maanden.
Familie: Muridae
Groep: Knaagdieren
Status: Rode Lijst (2020): Kwetsbaar
Zeldzaamheid: vrij zeldzaam