Tekst uit het Overzicht van de Paddestoelen in Nederland (1995)
Bolbitius vitellinus (Pers.: Fr.) Fr.
Dooiergele mestzwam
Synoniemen
Bolbitius fragilis (L.) Fr.; Bolbitius titubans (Bull.: Fr.) Fr.
Illustraties
M. Bon, Mushr. Toadst.: 261. 1987; J. Lange, Fl. agar. dan. 4: pl. 132A. 1939; R. Phillips, Paddest. Schimm.: 154. 1981.
Beschrijving
M. Bon, Doc. mycol. 21 (84): 61 (als B. titubans), 62. 1992; Watl., Br. Fung. Fl. 3: 33-34, fig. 4a-c (als B. titubans), 35-36, fig. 1, 3, 7, 69.
Verspreiding
Zeer alg. in het hele land; toenemend tengevolge van vermesting.
Oecologie
Saprotroof op humeuze grond, uitwerpselen, mest- en composthopen en rottend gras in allerlei habitats, ondermeer tuinen, graslanden, wegbermen en bosranden; op voedselrijke bodems of verrijkte plekjes.
Variëteiten
Moser (Röhrlinge-Blätterpilze, 5. Aufl.: 285. 1983) onderscheidt naast var. vitellinus (008.07.3.) met een dooiergele, aan de rand gestreepte hoed van ±20-50 mm en een witte steel ook var. titubans (Bull.: Fr.) (008.07.2.) met citroengele, sterk gestreepte hoed en var. fragilis (L.) (008.07.1.) met kleinere, citroengele, zwak gestreepte hoed. Diverse auteurs (o.a. M. Bon, Doc. mycol. 21 (84): 61. 1992; Watl., Br. Fung. Fl. 3: 33. 1982) beschouwen B. titubans en B. vitellinus als afzonderlijke soorten, waarbij var. fragilis soms tot de ene, dan weer tot de andere soort wordt gerekend. Alle drie de taxa zijn in Nederland aangetroffen, doch hun verspreiding is slecht bekend. Vooralsnog beschouwen we ze als onbeduidende varianten van één soort, maar nader onderzoek is gewenst.
Opmerkingen
In afwachting van de resultaten van nader onderzoek naar de status van de verschillende varianten in dit taxon, is de naam B. vitellinus nog niet vervangen door de mogelijk correcte naam B. titubans.
|