Tekst uit het Overzicht van de Paddestoelen in Nederland (1995)
Cystoderma jasonis (Cooke & Mass.) Harm.
Oranjebruine korrelhoed
Synoniemen
Cystoderma longisporum (Kühner) Heinem. & Thoen
Illustraties
Arnolds, Ecol. Coenol. Macrofungi Grassl. Heathl. Drenthe, Netherlands 2: pl. 2c. ('1982') 1983 (als C. longisporum var. purpurascens); Dähncke, 1200 Pilze: 534 rechts onder. 1993 (als C. amianthinum).
Beschrijving
Arnolds, loc. cit.: 323-324, fig. 140, 141 (var. purpurascens) 1983; Heinem. & Thoen, Bull. trimest. Soc. mycol. Fr. 89: 16-20, fig. 5. 1973 (als C. longisporum).
Verspreiding
Volgens bestand NMV matig alg., voornamelijk in D, W en R, minder in overig P en Y, zeld. in Z en F, ontbrekend in H, doch vermoedelijk vaak vermeld als C. amianthinum sensu lat. Waarschijnlijk algemener dan C. amianthinum sensu str.
Oecologie
Saprotroof op ruw strooisel, minder vaak humeuze grond, soms op dood hout, het meest in naaldbossen, minder vaak in loofbossen, in zeer schrale graslanden en heidevelden op vochtige tot droge, zure, voedselarme, zandige bodems. In het algemeen in schralere milieus dan C. amianthinum, maar soms komen beide soorten sa-men voor.
Variëteiten
Behalve de typische var. jasonis (035.04.1.) is er ook een zeldzame var. purpurascens (Heinem. & Thoen) (035.04.2.) (= Cystoderma lilacipes Harm.) met een wijnrode tot purperen steeltop en wat donkerder hoed, alsmede een zeer zeldzame forma album (Heinem. & Thoen) (035.04.3.) met geheel witte vruchtlichamen.
Opmerkingen
Tot ± 1980 niet onderscheiden van C. amianthinum. In het veld meestal reeds te herkennen aan de wat kleinere vruchtlichamen, donkerder, meer oranjegele hoed, tenminste aan de basis bleek gele tot rose (i.p.v. witte) lamellen en sterker korrelige steel; microscopisch bovendien aan de wat langere, slankere sporen: gem. 6.0-7.1x3.2-8 μm, Q=1.7-2.0; in C. amianthinum gem. 5.4-6.0x3.1-3.6 μm, Q=1.5-1.8 en het dikwijls optreden van arthrosporen onder de hoedhuid. Tussenvormen komen soms voor.
|