Tekst uit het Overzicht van de Paddestoelen in Nederland (1995)
Galerina vittaeformis (Fr.) Sing.
Barnsteenmosklokje
Synoniemen
Galerina atkinsoniana A.H. Smith; Galerina subannulata (Sing.) Smith & Sing.
Misapplicaties
Galerina rubiginosa sensu Kühner
Illustraties
M. Bon, Mushr. Toadst.: 249. 1987; De Haan, Ic. mycol. (Brussel): pl. 87, 88, 92g, h. 1985; J. Lange, Fl. agar. dan. 4: pl. 131D, D1. 1939.
Beschrijving
Arnolds, Ecol. Coenol. Macrofungi Grassl. Heathl. Drenthe, Netherlands 2: 380-381. ('1982') 1983; Gulden, Norw. J. Bot. 27: 239-240, 241-242 (als G. atkinsoniana), fig. 12, 14. 1980.
Verspreiding
Alg., doch zeld. in F, N en L.
Oecologie
Saprotroof (of parasitisch?), vrijwel steeds tussen mossen, meestal op de grond, soms op dood hout, in allerlei (matig) schrale graslanden, heidevegetaties, loof- en naaldbossen, jeneverbesstruwelen op vochtige tot droge, (zwak) zure zand en veenbodems; var. atkinsoniana op armere en zuurdere bodems dan var. vittaeformis.
Variëteiten
Var. vittaeformis (046.57.0.) heeft geen haren (pileocystiden) op de hoed; bij var. atkinsoniana (A.H. Smith) Krieglsteiner (046.04.0.) zijn deze talrijk. Beide variëteiten zijn alg. Overgangsvormen zijn niet zeld. Bij var. vittaeformis zijn viersporige (f. tetraspora, 046.57.2.) en tweesporige (f. bispora, 046.57.1.) vormen ongeveer even talrijk. Door M. Bon (Doc. mycol. 21 (84): 39. 1992) worden deze vormen opgevat als soorten, respectievelijk G. vittaeformis sensu str. en G. rubiginosa genaamd. Bij var. atkinsoniana is de viersporige vorm (f. tetraspora, 046.04.2.) zeld., de tweesporige vorm (f. bispora, 046.04.1.) alg. Door M. Bon (loc. cit.) worden deze vormen eveneens opgevat als soorten, respectievelijk G. bresadolana M. Bon en G. atkinsoniana sensu str. genaamd. Var. subannulata Sing. (= G. subannulata (Sing.) Smith & Sing., 046.47.0.) onderscheidt zich van var. vittaeformis door de aanwezigheid van een velum, dat een vezelig ringetje op de steel achterlaat. Deze variëteit is zeld. (vergelijk G. caulocystidiata).
Opmerkingen
In St.lijst (1984) waren G. atkinsoniana en G. subannulata als aparte soorten opgenomen.
|