Aneura pinguis is een thalleus levermos van natte tot vochtige, basische tot zwak zure terrestrische standplaatsen. Het groeit op zand, zandige klei, leem en veen, in het buitenland ook op rotsbodems. De benodigde buffering tegen verzuring wordt geleverd door calciumcarbonaat in de bodem of berust op aanvoer van bicarbonaat of basen met grond- of oppervlaktewater. Aneura pinguis geldt als kensoort van het Caricion davallianae, dat kleine-zeggenvegetaties van basenrijke, matig voedselarme standplaatsen omvat, zoals kalkrijke duinvalleien, trilvenen en niet te zure veenmosrietlanden (Westhoff et al. 1995). De soort groeit echter ook veel buiten natuurreservaten, bijvoorbeeld in afgravingen, langs paden, op oevers van plassen en vijvers, in ruderale terreinen en kleidepots. Hoewel zij tweehuizig is, worden toch vrij vaak kapsels gevormd. Dit verklaart de snelle vestiging op ‘maagdelijke’, pas ontstane kale terreinen. Na sluiting van de mos- en kruidlaag verdwijnt Aneura vaak ook weer snel, doordat te weinig open plekjes overblijven of de basenvoorziening niet duurzaam op orde is.
Verspreiding
Aneura pinguis kan in een groot deel van het land aangetroffen worden, maar is op haar vindplaatsen veelal slechts kortstondig aanwezig. In gebieden met overwegend droog kalkarm zand, zoals stuwwallen en zandverstuivingen, op zware klei in het rivierengebied en in monotone akkerbouwgebieden op zeeklei komt zij niet of nauwelijks voor. Een analyse van de Nederlandse verspreidingsgegevens laat zien dat Aneura pinguis vanaf 1950 tot circa 1990 is afgenomen, maar daarna weer flink toenam. De toename in de periode 1990-2014 is vooral een gevolg van natuurontwikkelingsprojecten, die veel pioniersituaties opleverden. De soort komt in grote delen van de wereld voor, ook op het zuidelijk halfrond.
Summary
Aneura pinguis occurs in large parts of the Netherlands on base-rich sand, sandy clay, loam and peat. In wet dune slacks and fens its presence can be long-lasting, but more often this liverwort acts as a short-lived pioneer species on fresh bare soils. After 1990 the number of records increased as a result of nature development.