a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z
kaart
Cherax quadricarinatus (Von Martens, 1868)

Australische roodklauwkreeft
algemeen | beleid en bescherming | taxonomie | trend

Typering: Kreeftachtige uit zoet en brak water (Rivierkreeft).
Herkenning
Een grote rivierkreeft: totale lichaamslengte (exclusief antennes) tot circa 250 mm (mannetjes. Vrouwtjes blijven kleiner). Zelden nog groter: tot 350 mm bij een gewicht tot ruim 600g. Rugschild 70-80 mm. Kleur: blauwachtig, bruin, groen, vaak met beige en geelbruine vlekken en meestal oranjerood op de pootgewrichten en delen van het rugschild en de achterlijfsegmenten. Vaak een oranje 'wangvlek' onderaan achter de ogen. Soms ook oranje strepen op het abdomen. Volwassen mannetjes hebben zeer typerende langwerpige, roodoranje, blaasvormige kleurvlekken aan de buitenkant van de onbeweegbare schaarvinger (propodes). Deze ontbrekent bij vrouwtjes. De blauwe kleur zou vooral in schoon zoet water voorkomen, bruin meer in brakachtige wateren. De ogen zijn gewoonlijk zwartachtig, maar kunnen ook grijs of blauw zijn. Over het abdomen en de staartdelen lopen soms roodachtige strepen. Rugschild langwerpig, min of meer glad, met achter de ogen twee richels op het achterdeel en op die direct achter het oog vaak een spits stekeltje. Zijkanten van het rugschild soms met wat knobbeltjessculptuur. Op de zijkanten van de achterlijfsegmenten kunnen ook (soms grotere, stekelvormige) knobbels voorkomen. Rostrum dun, lang, rechtopstaand, ver voorbij de ogen stekend, met een prominente apex en opstaande kielen. Direct onder de oogkas een zeer lange stekel plus enkele kortere. Van de antennen (voelsprieten) op de kop is het kortste paar in tweeën verdeeld en kan het langste paar aanzienlijk meer dan de totale lichaamslengte worden. Scharen langwerpig en vooral bij mannetjes fors. Propodus van de schaar vaak iets langer en zeker breder dan de dactylus. Aan de basis van beide schaarvingers zit vaak een blaasvormig gedeelte dat ook geeloranje gekleurd kan zijn. Snijvlakken fijn geknobbeld met vaak 1-2 sterkere knobbels. Pols (carpus) met een scherp stekeltje. Zijkanten van de schaarpoten deels met borstelharen (setae). Tweede en derde paar poten slank, met aan de uiteinden smalle kleine schaartjes. Vierde en vijfde paar zonder scharen. Poten en vooral de schaarpoten en scharen kunnen vrijwel glad zijn, maar ook soms aan de zijkanten (soms grote) stekelvormige knobbels hebben. Deze kunnen dan ook oranje gekleurd zijn. Staartdelen glad, zonder stekels, telson idem. Aan de uiteinden van de afgeronde achterlijfsegmenten, staartdelen (uropoden) en het telson, is alleen een dun filament met zeer kleine zachte setae aanwezig.
Te verwarren met:
Andere rivierkreeften, al sluiten de afmetingen en het kleurpatroon andere soorten al snel uit.