a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z
algemeen | ecologie & verspreiding | eieren | taxonomie | literatuur (2) | feedback (0)

Familie:Clupeidae
Typering: Mariene vissoort
Auteur: IvL
Herkenning
Kleine, zijdelings afgeplatte, langgerekte vis met een bolle buikzijde. Inplant van de buikvin midden onder de rugvin (vergelijk Sprot). Kieuwdeksels glad, zonder radiaire groeven. Gewoonlijk 30-45 cm (tot 54). Rug grijsgroen tot blauwgroen, flanken helder zilverachtig, buik zilverwit. Buik- en anaalvinnen witachtig, deels doorzichtig. De overige vinnen zijn deels of geheel donker. De mond is zwak bovenstandig en staat tijdens het zwemmen open. Op het voorste deel van de buikrand zijn de schubben iets grover (zwak gekield, niet zo sterk als bij de Sprot). De mondspleet reikt niet tot achter de ogen. De ogen hebben een vettig ooglid dat het oog geheel of deels afdekt. Eén korte rugvin midden op de rug. Inplant van de anaalvin op de buik ver voorbij de rugvin. De kleine buikvinnen staan ingeplant voorbij de inplant van de rugvin, ongeveer in het midden. Borstvinnen klein, met de inplant iets voor het einde van het kieuwdeksel. Staart gevorkt, beide delen gelijk. Schubben tussen de buikvinnen en de anaalvin niet scherp. Geen echte zijlijn. Op de flanken, tussen kop en de staartvin, zitten 51-60 schubben. De schubben zijn daarmee wat kleiner dan bij de Sprot.
Te verwarren met:
Lijkt op andere Haringachtigen, met name Sprot en Sardien. Bij Sprot heeft het kieuwdeksel ook geen radiaire groeven, maar is de inplanting van de buikvinnen vóór het het begin van de rugvin. Bij Sardien hebben de kieuwdeksels grove radiaire groeven. Haring vertoont bovendien overeenkomst met de Ansjovis. Deze laatste heeft o.a. een kortere onderkaak, waardoor de snuit duidelijk naar voren uitsteekt, terwijl de buikvinnen evenals bij de Sprot vóór de rugvinnen zijn geplaatst.
Auteurs: IvL
 
foto42864