Tekst uit het Overzicht van de Paddestoelen in Nederland (1995)
Cortinarius incisus (Pers.: Fr.) Fr.
Streephoedgordijnzwam
Misapplicaties
Cortinarius striaepilus sensu auct. neerl. ─ Excl.: Cortinarius incisus sensu Mos., Mycol. Helv. 1 (1983) non sensu Mos., Röhrl. Blätterpl., 5. Aufl. 1983) (= C. fusisporus), sensu N. Arnold (= ?)
Exclusief
Cortinarius incisus sensu Mos., Mycol. Helv. 1 (1983) non sensu Mos., Röhrl. Blätterpl., 5. Aufl. 1983) (= C. fusisporus), sensu N. Arnold (= ?)
Illustraties
Dähncke, 1200 Pilze: 824. 1993; J. Lange, Fl. agar. dan. 3: pl. 99C. 1938.
Beschrijving
R. Henry, Bull. trimest. Soc. mycol. Fr. 57: 29-31. 1942; Keizer & Arnolds, Persoonia 15: 512-515, fig. 16. 1994 (als C. striaepilus); J. Lange, Fl. agar. dan. 3: 39-40. 1938.
Verspreiding
Matig alg. in L, F, G en D.
Oecologie
Ectomycorrhiza vormend, hoofdzakelijk met loofbomen, gemeld van Eik (Quercus), Beuk (Fagus), Populier (Populus), Wilg (Salix) en Berk (Betula), soms ook bij naaldbomen zoals Larix (Larix), Spar (Picea) en Den (Pinus) in loof- en naaldbossen, parken en lanen op voedsel- en humusarm, zuur zand of leem, soms ook op klei.
Opmerkingen
De toename van het aantal vondsten na 1986 weerspiegelt het feit dat deze soort eerst de laatste jaren goed gekend wordt door een aantal Nederlandse mycologen. De toepassing van de naam C. striaepilus voor dit taxon lijkt vooralsnog problematisch; deze soort is volgens de beschrijvingen wat forser, met meer spits-conische hoed, duidelijker velumgordels op de steel, en zou voorkomen in zure naaldbossen (J. Favre, Ass. fong. Hauts-Marais: pl. 4, fig. 2-5. 1948). Mogelijk is de echte C. striaepilus een synonym van C. albovariegatus (Velen.) Melot (Brandrud et al., Cortinarius Fl. photogr.: A27. 1990). Kits v. Wav. (Coolia 18: 80-81. 1975) vermeldt onder de naam C. striaepilus zowel collecties met een stompe hoed onder loofbomen als een collectie met een spits conische hoed uit een zuur moeras; laatstgenoemde collectie heeft cheilocystiden, zoals ook vermeld voor C. albovariegatus. Nader onderzoek dient uit te wijzen of beide varianten conspecifiek zijn of tot twee soorten behoren.
|