Tekst uit het Overzicht van de Paddestoelen in Nederland (1995)
Cantharellus cibarius Fr.: Fr.
Hanekam (Cantharel)
Illustraties
Breitenb. & Kränzl., Pilze Schweiz 2: pl. 481. 1986; J. Lange, Fl. agar. dan. 5: pl. 197D. 1940; R. Phillips, Paddest. Schimm.: 191. 1981; Weeda et al., Nederl. oecol. Fl. 1: 115. 1985.
Beschrijving
Breitenb. & Kränzl., loc. cit.: 370. 1986; Corner, Mon. cantharelloid Fungi: 38-42. 1966; Donk, Meded. Ned. mycol. Vereen. 22: 6-7. 1933.
Verspreiding
Volgens bestand NMV vroeger alg., ongetwijfeld in werkelijkheid zeer alg., thans vrij alg., vooral in P en R, een enkele groeiplaats in F, L, W en Z. Vanaf 1970 sterk achteruitgegaan. Kaarten in Coolia 21: 119 (1978), 22: 83 (1979), 23: 80 (1980), 24: 83 (1981); Ambio 16: 211 (1987); Wetensch. Meded. K.N.N.V. 167: 61, 62 (1985); Nauta & Vellinga, Atlas. 1995.
Oecologie
Mycorrhizavormend met loof- en naaldbomen, vooral Eik (Quercus), Grove den (Pinus sylvestris), Berk (Betula) en Beuk (Fagus), voornamelijk op voedselarme, zure zandgronden in lanen en bossen met weinig humus en een ondergroei van mossen en/of korstmossen, thans vooral nog in wegbermen.
Bedreiging
In Rode Lijst (1989) als bedreigd (3) wegens sterke achteruitgang als gevolg van verzuring en/of vermesting.
Variëteiten
Behalve de typische, geheel dooiergele var. cibarius (275.01.3.) zijn waargenomen de zeer zeld. var. amethysteus Quél. (275.01.1.) met paars berijpte hoed, speciaal aan de rand, en de zeer zeld. var. bicolor Maire (275.01.2.) met witte hoed en steel (1912, Veluwe, geen exs.).
|