Ecologie
Scopelophila cataractae is één van de ‘kopermossen’, mossen die in staat zijn op substraten te groeien die gekenmerkt zijn door hoge concentraties van metalen zoals koper en zink, maar ook ijzer en cadmium. In Europa betreft dat vrijwel uitsluitend ertsbrokken en afvalproducten van ertsverwerking, vooral slakken. De soort groeit vooral op zonnige, vochtige tot natte plekken, maar kan ook veel droger staan. Scopelophila cataractae vormt vaak dichte tapijten in de directe omgeving van ertsverwerkende bedrijven op substraten waarin ertsslakken verwerkt zijn, zoals sintels en sintelgruis op kerkhoven, paden en golfbanen, maar ook op plekken waar regenpijpen vanaf zinken dakgoten of roestige ijzeren golfplaten bovenop oude loodsen afwateren. Een heel bijzondere standplaats betrof een illegale stort van oude zinkhoudende batterijen in de bossen bij het voormalige kamp Westerbork, waar gevangenen waardevolle materialen uit de oude batterijen moesten terugwinnen. De soort groeit vaak samen met algemene soorten als Bryum argenteum, B. dichotomum, Pohlia nutans en Weissia controversa. Scopelophila cataractae is in Europa nooit met sporenkapsels gevonden. De soort verspreidt zich vermoedelijk door middel van vegetatieve voortplanting via fragmenten van blaadjes of protonema-draden, of via tubers op de rhizoiden. Wellicht heeft transport van erts en afvalproducten bijgedragen aan de verspreiding over de ver uiteenliggende vindplaatsen.
Verspreiding
Scopelophila cataractae is in ons land niet zeldzaam rondom de zinkfabriek in Budel-Dorplein in ZO-Brabant, waar de soort voor het eerst in 1985 werd gevonden, en op allerlei plekken in de omgeving waar slakken van deze fabriek als bodemverharding gebruikt zijn. Later is de soort ook gevonden onder lekken in regenpijpen van een kasteel bij Eindhoven, bij Westerbork en bij het trammuseum in Amsterdam. Scopelophila cataractae komt voor in grote delen van Azië en Noord-, Midden- en Zuid-Amerika. De eerste vondst in Europa, in 1967, betrof een oude zinkmijn in Wales, maar de soort werd pas herkend in 1981. Daarna volgden al snel meer vondsten, en de soort is nu bekend van een aantal plekken in het zuidwesten van Engeland en Wales, België, Frankrijk en het westen van Duitsland. Omdat de soort pas in 1967 in Europa is ontdekt en er geen oude vondsten uit herbaria zijn opgedoken, wordt vrij algemeen aangenomen dat deze in Europa is ingevoerd, wellicht met metaalertsen, al is de discussie hierover nog niet gesloten.
Summary
The ‘copper moss’ Scopelophila cataractae was found for the first time in 1985 at the site of a zinc smelter near the Belgian border. In subsequent years it turned up at many places where slags produced by the factory had been used to stabilize the soil surface of paths and along railways. It was also found below pipes draining roof gutters made of zinc, and below sloping roofs containing rusted iron.
CC BY 4.0 Heinjo During, 2014 |