Ecologie
Ephemerum rutheanum is nauw verwant aan E. cohaerens, en gedraagt zich ook oecologisch vrijwel net zo. De soort groeit vrijwel uitsluitend op weinig begroeid fijn zand of zandige klei langs wielen, kleiputten en rivierarmen in het stroomgebied van de Rijn, in een smalle zone die ’s winters onder water staat, in de loop van het voorjaar droogvalt maar in de zomer niet teveel uitdroogt. Vestiging vanuit sporen, rhizoid tubers of protonemafragmenten in de bodem treedt op in de late zomer, en sporenkapsels worden gevormd vanaf eind augustus. Andere mossoorten in dit milieu zijn, naast specialisten van dit type groeiplaats als Physcomitrella patens en Riccia cavernosa, algemene soorten van verstoorde open bodem als Bryum argenteum, B. barnesii en Leptobryum pyriforme. Op sommige vindplaatsen komt ook E. cohaerens voor, maar de twee soorten groeien zelden door elkaar heen op eenzelfde plek. Ephemerum rutheanum is éénhuizig en vormt vaak sporenkapsels. Daarnaast vormen de plantjes tubers op de rhizoiden; ook het protonema, dat doorgaans maandenlang groen en actief is, kan cellen afsnoeren die vermoedelijk net als sporen en tubers jaren in de bodem kunnen overleven.
Verspreiding
Ephemerum rutheanum is een zeldzame endeem van West en Centraal Europa, en is in ons land beperkt tot de bovenloop van Waal en Rijn. In dit gebied is de soort op een zevental plekken gevonden, voor het eerst in 2004 bij Gendt, daarna bij Dreumel, Oosterhout, Haalderen, Huissen, Kekerdom en Pannerden. Verdere vondsten in het oostelijke rivierengebied zijn zeker niet uitgesloten. Ephemerum rutheanum is ook gevonden in Ierland, Wales, Duitsland, Polen en Frankrijk, maar lijkt overal toch wel heel zeldzaam te zijn.
Summary
Ephemerum rutheanum, a rare endemic of West en Central Europe, has been found on seven places in the upper parts of the Rhine and Waal rivers, with the first collection dating from 2004.
CC BY 4.0 Heinjo During, 2014 |