a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z
kaart
Alcyonidium parasiticum (Fleming, 1828)

Overwoekerend mosdiertje
algemeen | beleid en bescherming | ecologie & verspreiding | taxonomie | trend

Typering: Mariene mosdiertje
Herkenning
bedekt met slib en fijn zand. Dit geeft het typische aanzicht en verbergt de details van de zoïden. De kolonies zijn tot 3 cm lang en kunnen 5 mm dik zijn, maar meestal zijn ze dunner. Eerst bestaan ze uit één laag met langwerpige zoïden. De frontaal ontspringende zoïden zijn zeshoekig of onregelmatig en klein. De zoïden zijn begrensd door duidelijke groeven. De eindstandige kegelvormige opening is dwars ovaal. Het frontale oppervlak draagt veel korte filamenten rond de rand en rond de opening. Deze filamenten houden het slib vast. Om ze te zien moet het slib verwijderd worden.
Te verwarren met:
Kolonies van het Overwoekerend mosdiertje kunnen verward worden met een dichte mat van Arachnidium fibrosum. De de zoïden van het Overwoekerende mosdiertje zijn maximaal 0,5 mm lang, terwijl de zoïdenlengte bij A. fibrosum 0,6 tot 1,3 mm bedraagt.
Auteurs: Hans De Blauwe
 
foto52135
foto52134
foto52136