a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z
kaart
Euglesa casertanum (Poli, 1791)

Doffe erwtenmossel
algemeen | beleid en bescherming | ecologie & verspreiding | literatuur (2) | taxonomie | trend en fenologie

Typering: Tweekleppige (Zoetwater)
Herkenning
Schelp tot 5,5 x 4,6 mm. Bruingeel tot hoornkleurig met een doffe tot licht glanzende opperhuid. Afgerond-driehoekig tot scheef ovaal in omtrek. Er is bij de hoofdvorm geen umbonale plooi, met uitzondering van de forma plicatum, waarbij op de afgrenzing tussen het embryonale schelpje en de verdere schelp wél een stompe, geheel doorlopende plica aanwezig is. De schelp is doorboord met poriën, die over bijna de hele schelp liggen. Dit in tegenstelling tot de meeste andere erwtenmossels, waar de poriën beperkt blijven tot het umbonale gedeelte. Het slot is vrij klein. De slotband ligt inwendig in een middelgrote ligamentgroeve. In de linkerklep 2 cardinale en 2 laterale tanden, in de rechterklep 1 cardinale en 4 laterale tanden. Geen mantelbocht.
Te verwarren met:
Andere erwtenmossels. Euglesa casertanum forma plicata kan vanwege de plica onder de top lijken op andere soorten met een plica. Dat is het geval bij de Driehoekige erwtenmossel Euglesa supinum en de Geplooide erwtenmossel Euglesa henslowana. Hier is de plica echter kleiner en deze loopt niet geheel door. Bij de Dwerg-erwtenmossel Odhneripisidium moitessierianum loopt de plica wél door, maar deze soort blijft kleiner, is veel driehoekiger en heeft opvallend stevige slottanden. In het algemeen zijn bij erwtenmossels kenmerken als de algemene vorm en vooral die van de slottanden zelfs voor voor specialisten ingewikkeld. Deze kunnen bovendien ook vaak individueel binnen de soort verschillen.