Taxonomie & herkenning
Het Elzenbksdblaasje Taphrina sadebeckii vormt gallen op de bladeren van els (Alnus cordata, A. glutinosa, A. incana en kruisingen). De gallen zijn vrij kleine, nogal onopvallende bladblazen, rond tot ellipsoid, circa 5-8 mm ø, aan bovenzijde nagenoeg dezelfde kleur als het blad, aan onderzijde bleek geelachtig. De schimmel vormt geen eigenlijke vruchtlichamen. De asci zitten aan de holle kant van de bladblaas. De bladblazen zijn vooral in juni en juli waar te nemen. Vermeld de waardplant (els of Zwarte of Witte els) bij de opgave van de vondst.
Op bladeren van els komen twee Taphrina-soorten voor: Elzenbladblaasje (T. sadebeckii) en Elzenkrulziekte (T. tosquinetii). De bladblazen die deze soorten veroorzaken, zijn nogal verschillend en goed in het veld te onderscheiden. De bladblazen van T. sadebeckii zijn bescheiden, klein en tamelijk onopvallend, die van T. tosquinetii zijn groot, fors en heel opvallend. Daarom worden de grote bladblazen van T. tosquinetii ook wel krullen genoemd. De microscopische kenmerken en verschillen zijn de volgende (naar Mix 1949): T. sadebeckii - asci gewoonlijk op onderzijde van het blad, 17-65 x 10-21 µm, cylindrisch tot clavaat, met afgeronde of vaker nog afgeknotte, rechte top, ingeplant op een ‘steelcel’ die meestal breder is dan de ascus, 7-23 x 13-30 µm, ascosporen 4-6 x 3,5-5 µm, ovaal, ellipsoid, vaak al in de ascus opdelend in blastosporen. T. tosquinetii - asci op beide zijden van het blad, 17-40 x 7-13 µm, cylindrisch, ingeplant op een ‘steelcel’ die smaller of even breed is als de ascus, 7-17 x 8-17 µm, ascosporen 2,5-5,5 x 2,5-5 µm, ovaal, ellipsoid, vaak al in de ascus opdelend in blasto- (=deel-)sporen.
AnnaElise Jansen, 2025 CC-BY-SA 3.0
|