Ecologie
Klein tuitmos is bij ons gevonden in eiken- en beukenbossen, in een oude verwilderde wilgengriend en recent in een parkbos, vaak op beschutte, luchtvochtige standplaatsen. Meestal betreft het bomen met een voedselarme, zure schors: Beuk, Zomereik, Zwarte els, Wilg (oud exemplaar) en Iep. Ook ogenschijnlijk oninteressante draagbomen zoals Amerikaanse eik, Rhododendron, Tamme kastanje en Amerikaans krentenboompje worden soms gekoloniseerd. Begeleidende soorten zijn steevast acidofyten: Hypnum cupressiforme, Dicranum montanum, D. scoparium, Dicranoweisia cirrata, Metzgeria furcata, Ptilidium pulcherrimum, Lophocolea heterophylla, L. bidentata en het licheen Lepraria incana. De in het buitenland populaire combinatie Microlejeuena ulicina - Metzgeria temperata is uit Nederland nog niet gemeld.
Verspreiding
Microlejeunea ulicina is in Nederland voor het eerst gevonden in 1951 bij Velp. In de loop der jaren zijn er enkele vindplaatsen bij gekomen, maar de status ‘zeer zeldzame soort’ is nog steeds van toepassing. Op diverse locaties lijkt zij inmiddels ook weer verdwenen. Wellicht komt Klein tuitmos momenteel alleen nog voor bij Delft (2008) en Vught (2012) in Noord-Brabant. De huidige luchtkwaliteit in Nederland, met minder zwaveldioxide, maar tegelijkertijd meer ammoniak lijkt uitbreiding van deze acidofytische epifyt, en ook andere zoals Metzgeria temperata en Frullania tamarisci in de weg te staan. Het kan ook zijn dat dit levermos zich gewoon slecht verspreidt. Sporenkapsels worden, ook in het buitenland, vrijwel nooit gevormd. Opmerkelijk is dat Microlejeunea zich op de weinige Nederlandse locaties wel (hoewel tijdelijk) tot lokale populaties heeft kunnen uitbreiden, want vaak wordt de soort van meerdere bij elkaar staande bomen gemeld. De soort vormt vaak overvloedig (0,5 tot 1,0 mm lange) flagellen. Die relatief grote broedlichamen zijn misschien wel in staat om korte afstanden, van boom naar boom te overbruggen.
Summary
Microlejeunea ulicina is very rare in the Netherlands. It has been found in sheltered woodlands and recently in a park, mostly on acid-barked broadleaved trees. Sometimes local populations on several nearby trees were observed. The species probably spread by means of flagellae.
CC BY 4.0 Arno van der Pluijm, 2014 |