|
Silene nutans L.
Nachtsilene
|
Ecologie & verspreiding Nachtsilene is zeer variabel en staat op zonnige tot licht beschaduwde, droge, kalkrijke, voedselarme, enigszins humeuze zand- en mergelgrond en op stenige plaatsen. De overblijvende en tweeslachtige plant groeit in duingrasland, laagblijvende struwelen en kalkrijke zomen, op hellingen en in kalkgraslanden, op rotsen en thermofiele bossen. Het hoofdverspreidingsgebied ligt ten oosten van ons land en strekt zich uit tot in Midden-Aziƫ. In Nederland is de soort vrij algemeen in de kalkrijke duinen van Bergen zuidwaarts, zeer zeldzaam in het riviergebied en westelijk Zuid-Limburg, ook bij Amsterdam op aangevoerd duinzand. Het taxon draagt vaak lijmringen in het bovenste deel van de stengel om ongewenste gasten te weren en is niet, zoals Oorsilene gebonden aan het zeedorpenlandschap. Ze is vegetatief van Oorsilene te onderscheiden door de behaarde, spatelvormige rozetbladen, deze verbreden zich ongeveer halverwege de bladlengte terwijl dat bij Oorsilene pas nabij de top van het blad geschiedt.
CC-BY-SA 3.0Ā Niko Buiten & RenĆ© van Moorsel, 2015
| EcologieBodemZonnige tot licht beschaduwde plaatsen op droge, kalkrijke, voedselarme, enigszins humeuze grond (zand, mergel en stenige plaatsen). GroeiplaatsZeeduinen (duingrasland), struwelen (laagblijvend struweel, kalkrijke zomen), hellingen, grasland (kalkgrasland) en rotsen.
Bron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra - CC BY-NC-SA 3.0 NLVerspreidingNederlandVrij zeldzaam in de Hollandse en Zeeuwse duinen en zeer zeldzaam in Zuid-Limburg en het rivierengebied. VlaanderenVrij azeldzaam in de duinstreek en zeer zeldzaam bij Kanne. WalloniƫVrij zeldzaam in de Kalkstreek en in Lotharingen. WereldGematigde streken in Europa en West- en Centraal-Aziƫ. Het hoofdverspreidingsgebied ligt ten oosten van Nederland en Belgiƫ.
Bron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra - CC BY-NC-SA 3.0 NLLiteratuurKobus, J.D. (1866) Flora van Wageningen en aangrenzende gemeenten. A. Ophorst, Wageningen Sloff, J.G & J.L. van Soest (1938) Het fluviatiele district in Nederland en zijn flora. Nederlandsch kruidkundig archief. Serie 3 48: 199-249 van Eeden, F.W. (1877) Silene nutans - Knikkende Silene Flora Batava 15: 1186-1186 Van Rossum, F. (2000) Amplitude synĆ©cologique de Silene nutans L. (Caryophyllaceae) en Belgique. Dumortiera 75: 11-24 Van Rossum, F., H. Martin, S. Le Cadre, B. Brachi, M. Christenhusz & P. Touzet (2018) Phylogeography of a widely distributed species reveals a cryptic assemblage of distinct genetic lineages needing separate conservation strategies. Perspectives in Plant Ecology Evolution and Systematics 35: 44-51 [Silene nutans is wijdverspreid in Europe. Onderzoekers geven aan dat bij ex situ-bescherming (bijv. handmatig bestuiven) rekening gehouden moet worden met genetische variatie. Die variatie is echter pas aanwezig op zeer grote schaal: de onderzoekers onderscheiden zeven regio's in Europa van ItaliĆ« tot ScandinaviĆ«. In contactzones zijn planten duidelijk minder vitaal.] TaxonomieRijk: | Plantae | Stam: | Tracheophyta | Klasse: | Spermatopsida | Orde: | Caryophyllales | Familie: | Caryophyllaceae | Silene nutansĀ L.Ā (1753) | Nederlands: | Nachtsilene | Engels: | Nottingham Catchfly | Duits: | Nickendes Leimkraut | Etymologiebron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra | SileneĀ is mogelijk vernoemd naar de bosgodĀ Silenus, die een opgezwollen buik had. Diverse silenesoorten hebben een opgezwollen kelk. Volgens anderen stamtĀ sileneĀ af van het GriekseĀ sialonĀ (speeksel), omdat vele soorten kleverig zijn.Ā NutansĀ betekent "knikkend".
| Bron: Standaardlijst 2003 | Bron Nederlandse naam: Standaardlijst 2003 | Ā | Zoeken in GBIF | Zoeken in Google Scholar |
Beschrijvingbron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra Stengels De behaarde stengels zijn bovenaan kleverig door lijmringen. Meestal zijn ze niet vertakt. Bladeren De langwerpige bladeren zijn boven het midden het breedst, de bovenste zijn lijnvormig tot langwerpig. De rozetbladeren zijn spatelvormig. Bloemen Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De schuin omlaag gerichte bloemen groeien in een ijle, meestal naar 1 kant gekeerde pluim. Ze zijn tweeslachtig (dus met stamper en meeldraden), wit met een groen of rood aangelopen onderkant en met 5 diep tweespletige kroonbladen. De slippen zijn ingerold. De bijkroon is 1 tot 3 mm en de kelk is 0,9 tot 1,2 cm. Deze laatste is kleverig behaard met korte klierharen en heeft 10 nerven. De kelkbuis is 3 keer zo lang als de tanden. 's Avonds zijn de bloemen geopend en verspreiden dan een duidelijke geur. Vruchten Een doosvrucht. De zaden zijn langlevend (> 5 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra - CC BY-NC-SA 3.0 NL
Verspreidingstrend
Gemiddelde trend van het aantal kilometerhokken waarin de soort voorkomt, weergegeven als indexcijfer (1975-1978 = 100).
De trend is gecorrigeerd voor waarnemersinspanning en geeft de relatieve verandering in het aantal bezette kilometerhokken weer.
Voor de berekening worden de data per periode van vier jaar samengenomen.
In de grafiek correspondeert ieder punt met het laatste jaar van zo'n periode. Ā© NEM(CBS & FLORON) 2023
download in hoge resolutieFenologie bloeiendFenologie vruchtdragendBron: FLORON - Gemodelleerd op basis van waarnemingen uit de NDFF voor de periode 2000-2021. De bloeiperiode is dit jaar 2 dagen later dan het langjarig gemiddelde.
|