|
Carex dioica L.
Tweehuizige zegge
|
Ecologie & verspreiding Tweehuizige zegge is een zeer zeldzame soort van natte blauwgraslanden en min of meer kalkrijke moerassen, met name in de oostelijke helft van Nederland. Carex dioica is zeer sterk achteruitgegaan in de afgelopen 100 jaar, mede debet aan de zeer ernstige teloorgang van blauwgraslanden. Na 1980 is ze slechts bekend van 6 atlasblokken in ons land. De meest noordelijke vindplaats in Nederland, in de Drogehamstermieden (Fryslân), omvat een rijke populatie. De relatief kleine soort groeit met losse wortelstokken, in tegenstelling tot de polvormende Veenzegge (Carex davalliana). Beide soorten zijn tweehuizig. Er zijn dus mannelijke planten en vrouwelijke planten, waarbij de mannelijke nog onopvallender zijn dan de vrouwelijke. De bloeiwijze bestaat uit één enkel aartje, met of mannelijke bloemen of vrouwelijke bloemen. Ook Vlozegge heeft, net als Tweehuizige zegge en Veenzegge, één enkel aartje als bloeiwijze, maar in dit aartje vinden we zowel mannelijke als vrouwelijke bloemen.
CC-BY-SA 3.0 Jacob Koopman, 2014
| EcologieBodemZonnige plaatsen op natte, voedselarme, niet bemeste, vrij kalkarme, zwak zure, humusrijke tot venige grond (veen, leem en leemhoudend zand) met een stabiel grondwaterpeil (net onder het maaiveld). GroeiplaatsGrasland (bauwgrasland), moerassen (kalkmoerassen en moerasjes) en heide (afgeplagde plekken op leem).
Bron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra - CC BY-NC-SA 3.0 NLVerspreidingNederlandZeer zeldzaam, o.a. in Drenthe en Oost-Fryslân. VlaanderenZeer zeldzaam in de Kempen. WalloniëZeer zeldzaam in de Hoge Ardennen (nog op 1 plaats in de Hoge Venen). WereldIn West-Siberië, Noord- en Noordwest-Europa, het noordelijk deel van Midden-Europa en op enkele plaatsen in Zuidwest-Europa. Nauw verwante (onder)soorten groeien in Noord-Azië en het noordelijke deel van Noord-Amerika.
Bron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra - CC BY-NC-SA 3.0 NLLiteratuurDe Langhe, J.E., R. D'hose, A. Sotiaux & C. Ulrich (1977) Une station à Liparis loeselii (L.) L.C.M. Rich. et Carex dioica L. à Mol (Campine). Dumortiera 6: 32-33 Eisele, W. & E. Zähringer (1998) Vorläufiger Schlüssel zur Bestimmung der Seggen ( Carex spec.) Baden-Württembergs nach vegetativen Merkmale. Floristische Rundbriefe Beiheft 5: 1-26 Kern, J.H. & T.J. Reichgelt (1954) Carex L., 1753. Flora Neerlandica : 7-133 Kiffe, K. (2002) Die Carex-hybriden der "Standardliste der Farn- und Blütenpflanzen Deutschlands" III: Carex canescens x C. dioica (= C. x microstachya Ehrh.). Floristische Rundbriefe 35: 57-60 Kobus, J.D. (1866) Flora van Wageningen en aangrenzende gemeenten. A. Ophorst, Wageningen Kops, J. & H.C. van Hall (1832) Carex dioica - Tweehuizig Rietgras Flora Batava 6: 466-466 Reichgelt, T.J. (1962) De zomerexcursie-1961 van de Kon. Ned. Botanische Vereniging naar de Langstraat. Gorteria 1: 30-31 Rich, T.C.G. & A.C. Jermy (1998) Plant Crib - Carex. Botanical Society of the British Isles TaxonomieRijk: | Plantae | Stam: | Tracheophyta | Klasse: | Spermatopsida | Orde: | Poales | Familie: | Cyperaceae | Carex dioica L. (1753) | Nederlands: | Tweehuizige zegge | Engels: | Dioecious Sedge | Duits: | Zweihäusige Segge | Etymologiebron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra | Zegge stamt uit het Indogermaanse woord seq (snijden). Carex is zeer waarschijnlijk afgeleid vanhet Latijnse ceiro (ik snij), een verwijzing naar de scherpe kanten van de bladeren. Dioica betekent "tweehuizig".
| Bron: Standaardlijst 2003 | Bron Nederlandse naam: Standaardlijst 2003 | | Zoeken in GBIF | Zoeken in Google Scholar |
Beschrijvingbron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra Stengels De bloeistengels zijn afgerond-driekantig. De scheden zijn glanzig lichtbruin. Tweehuizige zegge is een vrij donker groene, tengere plant. Bladeren De bladeren zijn borstelvormig en nog geen mm breed. Bloemen Eenslachtig (een bloem met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). Tweehuizig (mannelijke en vrouwelijke bloemen op verschillende planten). Aan de stengeltop staat slechts 1 aar. Bij mannelijke planten is deze spoelvormig, bleekbruin en tot 1½ cm lang. Vrouwelijke planten hebben een compacte, eivormige, donkerbruine, zelden meer dan 1 cm lange aar. De bloemen hebben 2 stempels. Vruchten Een eenzadige dopvrucht of nootje. De urntjes staan horizontaal uit als ze rijp zijn. Ze zijn dof donkerbruin tot paarsbruin, lensvormig, eirond, generfd en 3 tot 4 mm lang. Ze hebben een korte, fijn getande snavel. Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).
Bron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra - CC BY-NC-SA 3.0 NL
Atlasblokken met waarnemingen
Het aantal atlasblokken (5x5 km) waarin de soort is gemeld binnen een periode van vijf jaar (vanaf 1980) of twintig jaar.
Niet gecorrigeerd voor waarnemersinspanning en het aantal doorgegeven waarnemingen kan sterk variëren per periode,
dus een trend in verspreiding kan hier niet direct uit worden afgelezen. Het opgegeven jaartal is het eerste jaar van de
periode. Bron: gevalideerde waarnemingen uit de NDFF. © FLORON & NDFF
download hoge resolutie
|