EcologieBodemZonnige plaatsen op vrij droge tot tot min of meer vochtige, voedselrijke, kalkhoudende grond. De plant verdraagt enig zout (leem, löss, zand, zavel, klei en mergel).
GroeiplaatsBermen, grasland, zeeduinen (duingrasland), braakliggende grond, rivierdijken, waterkanten (rivieroevers), langs spoorwegen (spoorbermen en spoorwegterreinen), ruigten (voedselrijke ruigten), haventerreinen en industrieterreinen.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NLVerspreidingNederlandVrij algemeen in Zeeland en de aangrenzende Hollandse duinen en laagveengebieden en plaatselijk vrij algemeen in het rivierengebied, Zuid-Limburg, Flevoland, het noordelijke zeekleigebied en stedelijke gebieden. Elders zeldzaam.
VlaanderenVrij algemeen in de Polders, de duinen en in stedelijke gebieden. Zeldzaam in de Kempen en de Vlaamse zandstreek.
WalloniëVrij algemeen in het Maasgebied.
WereldIn Zuidwest-Azië, Noord-Afrika en Zuid-Europa. Ingeburgerd in een groot deel van Europa en ook elders in gematigde streken (o.a. Noord-Amerika).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL LiteratuurSavelsbergh, E. (2008) Drei Pflanzenarten neu für Deutschland.
Floristische Rundbriefe 42: 93-100
van Eeden, F.W. (1884) Medicago sativa - Luzerne, Eeuwige Klaver
Flora Batava 16: 1222-1222
van Ooststroom, S.J. & T.J. Reichgelt (1958) Het geslacht
Medicago in Nederland en België.
Acta Botanica Neerlandica 7: 90-123
Zijlstra, G. (1972) Eeen tabel ter determinatie van klaversoorten op vegetatieve kenmerken.
Gorteria 6: 27-34
Beschrijvingbron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra Stengels De rechtopstaande of soms opstijgende stengels zijn maar weinig behaard en meestal sterk vertakt.
Bladeren De bladeren zijn drietallig. De 2 tot 3 cm lange deelblaadjes zijn langwerpig met de grootste breedte boven het midden, en met een getande top. De steunblaadjes zijn smal, met aan de voet hoogstens 1 tandje.
Bloemen Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen groeien in langwerpig-eivormige en rijkbloemige trossen. Ze zijn blauwachtig wit tot diep paarsblauw en worden 0,6 tot 1,2 cm groot.
Vruchten Een doosvrucht. De rechte of sikkelvormige peulen zijn1 tot 1½ cm lang. Ze hebben 1 tot 3 schroefvormige windingen met het gat in het midden, zijn kaal of behaard, bruin-zwart en bevatten meestal meerdere zaden. De zaden zijn langlevend (> 5 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL
Verspreidingstrend
Gemiddelde trend van het aantal kilometerhokken waarin de soort voorkomt, weergegeven als indexcijfer (1975-1978 = 100).
De trend is gecorrigeerd voor waarnemersinspanning en geeft de relatieve verandering in het aantal bezette kilometerhokken weer.
Voor de berekening worden de data per periode van vier jaar samengenomen.
In de grafiek correspondeert ieder punt met het laatste jaar van zo'n periode.
© NEM(CBS & FLORON) 2023
download in hoge resolutieFenologie bloeiendFenologie vruchtdragendBron: FLORON - Gemodelleerd op basis van waarnemingen uit de NDFF voor de periode 2000-2021.